Op kerstavond zat ik na hele lange tijd nog eens voor een televisie. Na het eten van de garnaalkroketten en de hindefilet stelde mijn moeder in een nostalgische bui voor om nog eens naar het circus te kijken op tv. Als kind zat ik tijdens de feestdagen vaak met open mond naar de fietsende beren of de grappige clowns te kijken van het Russische circus. Dus ik vond het een goed idee om dat nog eens te doen. We gingen klaar zitten voor ‘Volta’ van Cirque du Soleil.
We zagen één
grote spectaculaire show. En het moge duidelijk zijn: geen enkel kunstje konden
we zelf of hadden we eigenlijk beter kunnen doen. Als een soort Statler en
Waldorf voorzagen we wél elke act van cynische commentaar. Na meer dan een half
uur, gaven we allebei toe dat we het eigenlijk niet mooi vonden. We konden niet
precies de vinger op de wonde leggen: waarom misten we in godsnaam de magie
terwijl het wemelde van de stunts en de lichteffecten? Waren we inmiddels te
verwend geworden voor circusacts? Als je
al een paar keer in het echt trapezeartiesten gezien hebt, doen ze je toch ook
opvallend minder op een scherm. Ik gaf toe dat ik de beren miste. De
goochelaar. De verwondering. Het was eigenlijk vrij simpel: ik miste het kind
in mezelf.
Na afloop gingen
mijn moeder en ik dan maar de magie zoeken in een ouderwets potje manillen met
een documentaire over Luciano Pavorotti en daarna de middernachtmis op de
achtergrond. We zongen zelfs een paar keer mee met het kerkkoor. Dat ik
uiteindelijk na een paar erbarmelijke slagen toch won, doet er eigenlijk niet
toe. Al geef ik het natuurlijk wel graag
mee omdat mijn moeder haar verlies straks nog eens herbeleeft als ze dit hier
leest. Dat ik na middernacht naar huis
dreef en de aquaplanning op de autosnelweg moest trotseren maakte van mij wel
een beetje een fietsende beer of een bange clown. Het zal me leren de magie
niet meer de appreciëren.
(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 31/12/21)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten