Op een dag sluipt het
naar binnen. Ongemerkt en razendsnel. Nestelt zich gedegen in met bedoeling om
te blijven. Het roert zich niet. Onbeweeglijk verstopt het zich, laat zich niet
zien tot op een dag – meestal te laat – in hoest in slijm in bloed in weinig
trek in duizelingen die niet prettig zijn. Het vraagt je niet ten dans, het
grijpt, streelt niet, knijpt. Dan begint de strijd om het zo snel mogelijk te
doen verdwijnen. Wie ermee vecht, vecht niet alleen, maar gaat er ’s nachts wel
alleen mee slapen, wordt altijd wakker met die ander als gast in lijf.
En ook al lach je even: altijd is er strijd.
Voor hen die strijden –
soms in stilte: geef niet op!
Voor hen die
overwonnen: kleine helden.
Voor hen die streden
en verloren: je bent nog niet vergeten.
Voor hen die
machteloos het gevecht moeten aanzien: hou moed!
Voor hen die er op dit
moment alles aan doen om zij die strijden te genezen: je doet goed werk, hou
vol!
Voor alle anderen:
draag op handen, durf er voor wie vecht te zijn.
Voor de ongenode gast: pak je biezen en verdwijn!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten