Afgelopen dagen heb ik me maar liefst drie maal in een gastvrouwjurk gewurmd. Eerlijk gezegd kan ik me niet meer herinneren wanneer dat daarvoor voor het laatst was. Dus was ik best een beetje bang om uit die jurk te scheuren. Gelukkig gebeurde dat niet. De jurk was soepel. De reden dat het zo lang duurde is niet enkel te wijten aan de mondiale epidemie en crisis, maar is vooral te vinden in het feit dat ik er tegenop zag om meer dan twee mensen in huis te ontvangen. Het is ook zo makkelijk om gewoon aan een andere tafel aan te schuiven.
Om te weten of ik grandioos schitterde zou ik een kleine
enquête moeten voorleggen aan alle gasten. Als ik me op mijn eigen instinct, de
koelkast en de reacties achteraf baseer, kan ik wel concluderen dat ik niet
echt flopte. Zeker niet voor het item
‘Sfeer en Gezelligheid’. Aan de rubriek
catering kan nog worden gesleuteld. Koken voor twaalf personen bijvoorbeeld blijkt
geen sinecure. Alleen al de soep opwarmen leek opeens ellenlang te duren.
Almaar meer mensen eten geen vlees en/of vis meer: de standaard hapjes worden
opeens gemeden. Zelf drank uit de koelkast nemen is geen vanzelfsprekend
automatisme.
Wat ik echter als gastvrouw was vergeten, is wat er moet
gebeuren nadat de gastvrouwjurk in de wasmand is gegooid: het afwassen en het
opruimen. Dat ging niet telkens even vlot. Al moet ik wel bekennen dat ik er met
de juiste playlist verrassend veel plezier in terug vond.
De enige gedupeerde
van de hele kwestie is natuurlijk de kat. Ze is het zo gewend dat ze een
huis met mij deelt. Niet met anderen. Voor haar hoeft het ondanks de extra
beetjes zalm en ham niet meer. Haar bank. Haar tafel. Haar baasje. Alles hoort
onder onze eigen haren te zitten. Waarom maken anderen toch een ander soort
kabaal? Nu hervindt ze de rust en spint weer op haar vaste plekjes. De
gastvrouwjurk blijft voor haar part in de kast. Voor eeuwen.
(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 13/01/23)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten