Dit had een vrolijk stukje moeten worden. Want lieve lezers, dit is zowaar de driehonderdste ‘Tine Ziet’ die ik voor deze krant schrijf. Ik had de confetti al klaargelegd en verwachtte me aan een feestelijke fanfare aan de voordeur. Bloemen en kussen van alle fans. Helaas: het monument waar ik enkele weken geleden nog over schreef is uiteindelijk toch gevat door het stekelige beest dat Covid-19 heet: ik ben gepakt en moet ten alle koste worden gemeden.
Ik zou over mijn
symptomen en mijn ongemakken kunnen praten. Dan was dit stukje toch eens een
keer educatief. Of over wat isolatie doet en hoe ik wenste dat mijn huis toch
wat geïsoleerder was dan ikzelf: hoeveel buren- en straatlawaai kunnen zielige
oren eigenlijk verdragen? Weinig feestelijks aan gezeur. Een preek over spijt
en over schuld had ook gekund: want ook al voel ik me allesbehalve kiplekker:
het idee dat ik zonder dat ik iets verkeerd gedaan heb, mensen die ik graag
zie, misschien heb besmet, vind ik - tot nu toe - het ergste.
Toch hou ik het liever vrolijk. Dat hebben we met zijn allen
toch verdiend. Ik had trouwens enkele vrienden beloofd dat ik ooit over cowboys
zou schrijven. Al schrijf ik anders nooit op verzoek. Voor één keer maak ik graag een uitzondering: dit is het moment! Cowboys zijn namelijk
fantastisch om bij weg te dromen. Zeker nu. Schijnbaar zijn ze stoer en nergens
bang voor. Niet alleen rijden ze op een dier waar ik schrik voor heb als er
geen prikkeldraad tussen ons is. Ze wandelen zelfvoldaan en lekker arrogant ondanks
de O-benen en het teveel aan whisky in de saloon. En hun blik is misschien hun
sterkste wapen. Bovenal zouden ze me nu en hier zonder vrees voor een
besmetting kunnen optillen en meenemen op dat paard. Ergens naar hun verre
ranch in een bed van stro alwaar ik aan kon sterken met hun liefde en zelfgestookte
grog en -gebakken brood. Wat ware dat
een waar plezier! Yiha!
(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 17/12/21)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten