Toen ik vorig weekend een wandeling maakte aan de Palingbeek, stond de modder me opeens spreekwoordelijk tot de lippen. Paadjes in een bos lijken soms minder glad en zompig als ze bedekt zijn in de mooiste herfstkleuren die er zijn. In elk geval zakte ik opeens met mijn hele voet in de modder en was mijn andere voet het spoor bijster. Enkele tellen probeerde ik stil te staan om zeker niet met mijn andere voet weg te glijden. Heel even maar was ik een standbeeld op een herfsttapijt. Mocht er net een drone gepasseerd zijn, was ik een prachtig beeld geweest.
Hoe lastig zo’n modderwandeling ook is: dat is te horen aan
mijn gevloek of mijn veelvuldige stiltes. Als het makkelijk gaat, ben ik een
spraakwaterval. Mijn wandelvriendin weet dat al: we wandelen al meer dan een
jaar samen en ze daagt me graag uit. Ze vindt het hilarisch om me te horen
sakkeren. Hoe zij er altijd in slaagt om voor zichzelf de minder modderige paadjes te
vinden, weet ik niet: want ik stap gewoon achter haar aan.
Waarom ik weer over wandelen schrijf? Het had ook over
mondmaskers voor kinderen kunnen gaan. Aangezien ik zelf geen kind meer ben of
nog nooit een moeder ben geweest, kan ik maar gokken wat dat voor een kind
precies doet. Ik zou alleen maar kunnen schrijven wat ik denk. Dat is voor mij
ook vaak afzien in stilte op een pad waar ik misschien niet had moeten zijn. Of
ik had het kunnen hebben over een nieuwe golf. Of over feesten die toch opeens
weer minder feestelijk in de oren klinken. Liever doe ik dat niet. Want ook
hier zak ik welllicht in weg. Ik ga wandelen om doelbewust te ploeteren. Denken
doe ik liever enkel in mijn hoofd. Dan
hoef ik niet steeds mijn schoenen af te borstelen als het toch wat glibberig was.
Bovenal: als ik wegzink, toon ik me dus liever niet. Meer nog: ik maak niet
graag jullie vloer vuil. Hoe hard ik ze
ook afveeg, aan wandelschoenen kleeft altijd iets.
(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 10/12/21)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten