Vorige week kreeg ik een acute paniekaanval toen ik hoorde dat de kinderen slechts één hobby mochten kiezen. Dit in de eerste plaats omdat ik zelf met hart en ziel in een type onderwijs sta dat als vrije tijd wordt beschouwd. Die dag kreeg ik geen hap door mijn keel. Mijn moed zonk in mijn schoenen. In de nachtmerrie later die nacht zag ik mijn klas leeglopen en moest ik met flyers en stembiljetten op pad om leerlingen te ronselen om mijn vak te kiezen als hobby. In die vreselijke droom moest ik voor eeuwig achter een computer zitten om mijn leerlingen enthousiast te houden en bijgevolg werd ik opgesloten in een computerspel.
Dit weekend is
het Dag van de Academies. Een hoogdag wat mij betreft. Nu nog meer dan anders.
Het was de academie destijds die me uit mezelf deed groeien en me deed inzien
dat ik een talent had. Hoe fijn was dat zeg om eindelijk in iets uit te
blinken! Het waren de leerkrachten daar die dat talent gekneed hebben. Let op:
niet alles verliep even succesvol. Ik herinner me de tranen voor een proef
‘zingen op zicht’. Het piepen van mijn saxofoon en het repeteren op gammele
koekendozen voor mijn drumles. Maar
bovenal herinner ik de spontane staande ovatie in de notenleerklas toen ik
‘Three blind mice’ had gezongen, de stiekeme zelfstudie om poëzie te schrijven
volgens de geziene structuren of de kick om een volledige zaal aan het lachen
te krijgen en later herkend te worden bij de bakker als ‘dat grappige meisje
van in die voorstelling’.
Hoe de vrije tijd
wordt ingedeeld en georganiseerd heeft wel degelijk een gigantische invloed op
een kind. Ik wil niet pretenderen dat de academie dé allerbelangrijkste speler
is op die markt. Dactylo leerde me om dit snel te tikken. Jeugdbeweging leerde
me modderspelletjes en de geur van gras te appreciëren. Speelpleinwerking
leerde me wat verantwoordelijkheid is. Atletiek had me hindernissen kunnen
leren overstijgen.
Kiezen is
verliezen. Winnen doet veel meer.
(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 05/02/21)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten