Velen weten het niet, maar na het lezen van dit stukje weet de hele wereld het: ik bezit een gemene lading jaloezie. Om mezelf en anderen te beschermen, bewaar ik die op allerlei onverwachte plekken in de hoop er niet te veel op te botsen. Toch overkomt het me vaker dat ik opeens toch op een dosis stoot die dan ontsnapt. Meestal kan ik dit goed camoufleren. Alleen wie me goed kent, herkent het.
De afgelopen weken kwam er ik er wel vaker mee op een
onprettige manier in aanraking. Zo liet het zich zien bij foto’s van gezellige
tuintjes en koertjes deze zomer. Of zelfs bij sintfoto’s dit weekend. Al had
dat laatste meer te maken met een blessure waarvan ik momenteel nog steeds aan
het herstellen ben. De pijn zorgde voor extra pijnscheuten bij foto’s van
chocolade, speelgoed en mandarijnen omdat ik niet aan mijn eigen rol in het feest had
gedacht en geen spoedpietboodschappen kon doen. Maar bovenal voel ik jaloezie
als een bruistablet in me op komen als ik merk dat mensen erin slagen om extra
creatief te zijn deze periode.
Originele fotoprojecten. Prachtige muurtekeningen. Verrassende composities. Hartverwarmende projecten. Whatsapptheater. Mij lukt het allemaal niet. Terwijl ik voor dit virus geen problemen had. Soms bedenk ik angstig dat handgel ook verbeelding doodt. Of dat het toch het afgesloten zijn dat in mij gaten boort. Ik gok dat het dat is: mijn fantasie gedijt niet zonder vooruitzicht op een open deur.
Gifgroen siert me niet. Zelfs niet met (een
vleugje) dennengeur.
(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 11/12/20)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten