Als dit verschijnt, is het gebeurd: ik heb onherroepelijk
een nieuwe jaarring gekregen. Een cadeautje van Moeder Natuur omdat ik het weer
een jaar heb volgehouden op haar schoot.
Persoonlijk hou ik er niet meer van. Sinds mijn dertigste verjaardag zie
ik verjaren als een zware opgave, al hoef ik er eigenlijk niets voor te doen.
Jarig zijn, is één van die dingen die je gewoon vanzelf doet.
Het is op zich niet de schrik tot ouder worden die me mijn
geboortefeest doet vervloeken. Ik zie er nog lang niet mijn leeftijd uit.
Zondag mocht ik nog ervaren dat men mij nog steeds als ‘meiske’ ziet. Mensen
geloven soms gewoon niet dat ik al dertig ben. Leerlingen schrikken er ook vaak
van dat ik al ouder ben dat hun mama’s.
Maar echt waar, als je dit leest, ben ik al achtendertig.
Acht-en-der-tig! Het klinkt als wel-heel-gauw-veertig. Dat ik vaak veel jonger
word geschat maakt geen verschil in het verwerken van mijn verouderingsproces.
Jarig zijn drukt me altijd met de neus op de feiten: een
leven is eindig. Er staat een datum op onze houdbaarheid. We weten die alleen
nog niet. En misschien is dat ook maar goed. Ik vraag het me soms af, als ik
die houdbaarheidsdatum zou weten, zou ik dan anders leven? Eigenlijk hoop ik
van niet. Haal ik niet sowieso alles uit mijn leven?
Wat stiekem wel heel fijn is aan verjaren, en dat maakt het
misschien wel aangenamer om te dragen, is de aandacht. Dat men even aan je denkt
en je wat attentie schenkt: berichtjes bij de vleet en soms af en toe nog een
zeldzaam kaartje. Wie mij gedenkt met die extra rimpel, raakt me.
(verschenen als column in de De Weekbode / De Leie op 04/03/17)
(verschenen als column in de De Weekbode / De Leie op 04/03/17)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten