Het is amper te geloven: in dit digitale tijdperk vol übersnelle communicatie is de tijd blijven stilstaan in DIV, de Dienst voor Inschrijving van Voertuigen. Vorige week schreef ik over mijn laatste kilometers met mijn auto. Omdat het de verzekeringsmaatschappij op een of andere manier niet lukte om mijn andere voertuig in te schrijven, moest ik zelf naar DIV in Oostende gaan. Het gebouw zit naast het station, maar omdat er maar één mogelijkheid bestond om te reserveren en ik wat krap zat om daarna nog op tijd bij het verzekeringskantoor te zijn, moest ik noodgedwongen met mijn oude wagen naar zee rijden. Symbolisch zat dat wel goed.
Omdat ik zo weinig mogelijk tijd wou verliezen, volgde ik de
bordjes naar de strandparking. Daar aangekomen bleek dat ik aan de andere kant
van het water zat en dat ik dus de veerpont moest nemen. Gezellig! Ware het
niet dat de tijd opeens te dringen. Dan langs de vistrap naar de dienst
stappen. Geen bordjes, geen pijltjes terug te vinden. Eens in het gebouw loop
je in een lange lege kale gang met enge lift. Het kon een gebouw uit Twin Peaks
zijn. Aan het loket twee bedienden die namen afroepen. Ze doen natuurlijk ook maar hun werk, maar ze
leken allebei toch een beetje decor te zijn. Ook zij ervoeren problemen met hun
computerprogramma’s. “Terug opstarten dan maar of anders zal u toch moeten
terugkeren!” zei de man die voor mijn neus zat zonder verpinken. Gelukkig lukte
het dan toch. Langs de vistrap zwetend terug. Het kantoor sloot in twee uur,
maar ik moest nog terug naar mijn auto via de veerpont en de autosnelweg op.
Gelukkig nam ik toch de tijd om verse vis te kopen.
Op zich mag ik DIV dankbaar zijn dat ze me dit laatste uitje
met mijn vierwieler gegund hebben door hun absurde kafkaiaanse aanpak. De
nieuwe autosleutel ligt te blinken terwijl ik mijn garnaaltjes met smaak en
okselvijvers verorber.
(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 25/08/23)