Het startschot is gegeven. De schooldeuren zijn weer opengegaan. Hoe heerlijk is het om mijn leerlingen terug te zien en dat zonder mondmasker in de klas! Het is onvoorstelbaar dat dat nu opeens kan. Wat blijkbaar ook weer kan is deur-aan-deur verkoop. Helaas.
Gisteren zat ik
in mijn woonkamer en ik hoorde de deurbel van mijn buren. Het ligt niet in mijn
aard om te luistervinken. Toch hoorde ik moeiteloos het gesprek aan de deur. Een
man vroeg aan mijn buurman of hij Nederlands sprak. De buurman gaf aan dat hij
enkel Frans kende en toen excuseerde de vertegenwoordiger van het
energiebedrijf zich voor het feit dat hij geen Frans kende en droop af.
Intussen had een jonge vrouw voor mijn voordeur postgevat. Ze drukte verkeerd
of niet hard genoeg: in elk geval: ik hoorde de deurbel niet, dus bleef ik maar
mooi zitten. Wat een geluk! Ik liet me al veel te vaak dingen aansmeren aan
mijn voordeur. Al is dat inmiddels toch al een hele tijd geleden. Een ander
klein geluk was dat ik het volgende kon beluisteren: ik hoorde de vrouw tegen
haar mannelijke collega zeggen: “Jij spreekt toch wél Frans?” De man antwoordde
pruttelend dat hij er die dag geen energie voor had. Ik vond het goeie mop. Het
liefst had ik luidop gelachen, maar omdat ik zogenaamd niet thuis was,
gniffelde ik slechts heel stilletjes in mijn vuistje. Energieverkopers zonder
energie. Hoe verzin je het!
Wel jammer dat
het blijkbaar weer mag. Ik vond het persoonlijk één van de grootste voordelen
van de pandemie: geen ongenode gasten op mijn stoep. Nu moet ik blijkbaar weer
voorzichtig zijn en discipline hebben om “Nee, bedankt!” te zeggen zonder dat
ik een hysterische diva lijk of dapper zijn en de deurbel helemaal niet horen.
Maar stel je voor dat ik dan net dé liefde van mijn leven mis, omdat hij als
verrassing zijn hart aan mijn voeten wil neerleggen?
IJdele hoop blijft in mijn hoofd zonder remmen.
(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 10/09/21)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten