Terwijl ik dit schrijf kleurt de lucht grijs. Van de zomer is weinig te merken. Mijn kuiten snakken weer naar jeans en de verwarming ronkt af en toe al zachtjes in mijn oor. Het zal niet lang meer duren voordat Koning Herfst ons weer gretig zal bedekken met een fameuze lading herfstbladeren. En hoewel we nu slechts een minuut verder zijn, word ik opeens verblind door een ferme zonnestraal door mijn dakraam. Als ik een weervrouw zou zijn, zou ik dit weer ‘wisselvallig’ noemen. Maar ik ben geen weervrouw en dat is maar goed ook. Dus noem ik het weer dan maar ‘verrassend’.
Een woord als ‘verrassend’ biedt perspectief: ik laat me
graag verrassen. Wie van jullie niet? ‘Wisselvallig’ klinkt voor mij als een
lelijke regenjas, die toch regen door laat. Kortom: de keuze van de juiste
woorden is geen sinecure. Na maanden van in mijn kot zitten en bubbelcontacten,
is het best weer wennen aan collega’s en leerlingen om me heen. Om eerlijk te
zijn, is het vooral wennen aan al die woorden weer. Eigenlijk voerde ik al maanden
vooral een ‘monologue intérieur’, zoals dat in mijn vak heet: een innerlijke
monoloog. En opeens zijn daar dialogen en groepsgesprekken. Woorden bedoelen
niet automatisch meer wat ze in mijn hoofd bedoelen. Ze komen uit een ander
hoofd en kunnen bijgevolg een andere betekenis hebben. Weer rekening moeten
houden met wat anderen rondom mij denken dus. Is dit herkenbaar?
(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 11/09/20)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten