Dat heb ik ook met andere dingen. Natuurrampen bezorgen mij kippenvel op het moment als ik de foto’s in de krant of de beelden in het nieuws zie. De immense kracht van een tsunami bijvoorbeeld wordt pas duidelijk als je de dramatische beelden van de desastreuse gevolgen ziet. Oorlog wordt serieuzer als de slachtoffers je hartverscheurend via een camera aankijken. Een vliegtuig dat door een wolkenkrabber schiet, is niet langer een beeld uit een cartoon als je het live in levensecht gebeuren ziet. Haren rechtop. Een stomp in de maag. Slikken maar.
Soms vraag ik me serieus af of ik me niet beter een paar oogkleppen aan kan laten meten. Zou ik niet veel gelukkiger zijn zonder al die vreselijke confrontaties? Ik voel me al te vaak een ramptoerist. Al ben ik geen exemplaar die de tegenslagen van anderen kost wat kost wil zien. Ik ben het tegen wil en dank. Ik ben het zeer spontaan. Nooit trek ik er bewust op uit om met een verrekijker de miserie van de medemens te beloeren. Nee, die ellende wordt mij op mijn netvliezen gedrukt. Soms vervloek ik dat hartgrondig. Maar nét die rol van onvrijwillige getuige maakt van mij een echter mens. Het feit dat ik me machteloos voel, is niet mijn grote kwelling. Nee, die dag dat het mij allemaal niets meer doet: dàt is de allergrootste tragedie. Niets is schoner dan een dagelijkse portie hartverscheurende emotie.
(verschenen als column in De Weekbode / De Leie op 05/02/16)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten