Het hoogtepunt in mijn herfstvakantie was ongetwijfeld het bericht dat ik er eindelijk in geslaagd ben een afspraak te maken met een tandarts. Het moge duidelijk zijn: het betreft geen romantische afspraak. Ik hou niet van tandartsen. Mijn mond voor hen openen, is alsof ik mijn hele zijn aan hen openbaar. Daarenboven ben ik niet trots op mijn gebit.
Maar al enkele maanden voel ik een gaatje in mijn tand.
Omdat mijn tandarts met pensioen is en er overal een patiëntenstop blijkt te
zijn, werd dat gaatje groter en groter. Ik vond dat een verschrikkelijk besef.
Je weet dat er iets dringend moet behandeld worden, maar er waren gewoon geen
gaatjes in de afsprakenagenda van de tandartsen in de buurt. Ik voelde me aan
mijn lot over gelaten. Je betaalt trouw de mutualiteit, je houdt je aan
jaarlijkse afspraken maar een simpel gaatje laten opvullen is opeens onmogelijk.
Het is als autorijden met een lekkende motor. Of een lek in
het dak. Elke dag loop je meer gevaar. Ook het ongemak wordt elke dag groter.
Een kleinigheid wordt al snel een krater in gedachten. Om van de kiespijn nog
te zwijgen.
Ik kan me goed voorstellen dat ik niet de enige ben die het
lastig heeft met de gevolgen van het tandartsentekort. Volgens mij worden
tandartsen krampachtig aangeklampt in hun praktijk maar nog meer op feestjes of
op straat. “Help ons! We zijn wanhopig! Steek er eens een tandje bij!” Als een
boer die lacht met kiespijn, bijten we al onze tanden stuk. Nog enkele weken
geduld en dan is mijn mond hopelijk weer gevuld.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten