maandag 28 november 2022

TINE ZIET (349): Makelaars

In twee luttele dagen tijd ben ik een heel pak lichter geworden. Niet door een dieet of een aandoening,  want ik bedoelde het helaas niet letterlijk. Vorig weekend werd een compromis getekend voor de verkoop van mijn vroegere huis. Hoewel ik daar verder wat voorzichtig mee wil blijven tot het officiële tekenen van de akte en het aandikken van mijn spaarrekening, durfde ik toch een gat in de lucht te springen en enkele feestglazen te drinken op het feit dat er nu ‘verkocht’ aan mijn oude slaapkamerraam hangt.

Het is niet te schatten hoe zo’n huis, hoe klein ook, op den duur gaat wegen. Naast het feit dat het onmiskenbaar grote financiële gevolgen heeft om een huis te kopen terwijl je oude huis nog niet is verkocht (zeker in crisistijd)  is het vooral opvallend hoe iedereen er naar blijft vragen. Ik dacht altijd dat het aan me zou te zien zijn: de opluchting nabij. Maar nee dus. Al ging het natuurlijk gewoon vaak over gezonde en oprechte interesse. Mijn luxeprobleem werd een grote verroeste nagel in mijn doodskist.

Ik hoop oprecht dat ik in mijn hele verdere leven niet zo veel makelaars zal lezen en of ontmoeten als afgelopen maanden. Toch niet als ze aan het werk zijn. Niets tegen deze mensen op zich. Zeker niets tegen het bureau dat ik onder de arm nam bij zowel  aankoop als verkoop. Maar wat een gladde alen toch! Wat een flyers, telefoontjes,  mailacties om me te overhalen om van kantoor te veranderen. En het ging niet eens om een villa of een kasteel. De ziekte van de opdringerige kaartjes tussen de ruitenwissers door opkopers van tweedehands auto’s is niets in vergelijking met de ziekte die een pand dat kan worden verkocht met zich meebrengt. Die hardnekkige kaartjes kan je gewoon weggooien, maar op de stoep mensen moeten afwimpelen, de praatjes uit de woorden vissen of herhaalde telefoontjes negeren is toch stukken lastiger in een mensenleven.

 (verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op  25/11/22) 

maandag 21 november 2022

TINE ZIET (348): Kijken

Ook al loop ik de hele tijd met een camera op zak, komt het vaak voor dat ik spijt heb een foto  niet gemaakt te hebben. Van een glimlachend gezicht  bij het ontwaken bijvoorbeeld. Als de zon wat door de gordijnen valt. Je kan het beeld proberen te onthouden eens het voorbij is, uiteindelijk vervaagt het al bijna meteen.

Vrijdag zat ik op de trein. Voor me zaten vier meisjes verzonken in hun eigen wereld. Drie van hen verdiepten zich in hun smartphone. Een ander meisje was druk aan het schrijven in een notitieboekje. Achter hen kleurde de avondlucht buitenaards mooi, zodat ik eigenlijk met open mond naar ze zat te kijken. Je maakt de foto dan duizend maal in je hoofd, maar maakt hem niet uit schroom.  Ik wou die meisjes ook niet uit hun cocon trekken. Toen een eerste opeens de lucht gewaar werd, merkte ze mij niet op, maakte meteen een paar foto’s en bleef wat meewarig over haar schouder kijken. Daarna volgde de tweede, de derde en de vierde. Allen maakten ze een voor een heel even contact met avondhorizon.  Ook al werd er geen woord gesproken - het was overduidelijk -  de lucht maakte indruk. Indruk laat zich altijd van een gezicht aflezen. Toen de vierde keek, was net het laatste glimpje rood te zien en ook zij probeerde het te vatten met haar schermpje.

Vier meisjes die niet opkeken: het was een treffend beeld geweest van onze tijdsgeest. We zijn zo met onszelf bezig dat we zoveel mooie dingen missen. Vier meisjes die als in een domino-effect even uit hun eigen bubbel stapten om verwonderd te staren ook . Als ik opzichtig had geroepen: “Hé, moet je zien! Wat mooi!” was het toch anders gelopen.  De lucht is de lucht en voorlopig is er nog meer dan genoeg. Een glimlachend gezicht bij het ontwaken kan misschien gewoon lijken, voor sommigen is het een zeldzaamheid. Als je dat niet vaak ziet, zou je het op zak willen hebben om voor altijd te kunnen kijken. .

 (verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op  18/11/22) 

maandag 14 november 2022

TINE ZIET (347): Schermtijd

Toen ik mijn huis kocht, bedacht ik er - na jarenlang zonder geleefd te hebben - een tv bij. Zo  eentje om niet naar televisieprogramma’s te zappen, maar naar series en films. Nu ik hier al meer dan drie maanden woon, is er nog geen aangekocht. Als ik in de zetel zit, kijk ik uit naar een schilderij met een huilend meisje erop op de plaats waar ik eigenlijk een toestel had voorzien. Het is al een paar keer gebeurd dat er bezoek langskomt dat ongerust vraagt waar mijn televisie eigenlijk is. Ik wijs dan naar mijn meisje en haal mijn schouders op. Er is geen haast. Ik ben opgegroeid met een doodeenvoudig exemplaar waarop twee Vlaamse zenders te zien waren en enkele Franse. Twee dagen in de week mocht ik langer opblijven om naar leukere programma’s te kijken. Er was weinig discussie over zender en programma’s. We keken samen naar wat er was en dat was dat.  Als het saai werd, ging ik makkelijker slapen. Begrijp me niet verkeerd. Ook al heb ik het veelvuldig over vroeger in mijn stukjes – ik ben dan ook heel erg nostalgisch van aard – besef ik maar al te goed dat vooruitgang natuurlijk ook voordelen heeft. Als ik hoor wat er de laatste tijd allemaal op televisie komt, meen ik daar toch wat kritischer over te zijn. Waar blijft men het halen? Wat mis ik nu echt?

Ervaring weet dat ik meer naar televisie kijk, als die er is. Ik zou het ook gewoon durven opzetten als gezelschap. Als ik ergens ben waar er televisie aan staat, ben ik geneigd om mee te kijken. Ook al interesseert het me eigenlijk niet waar die voetbal nu naartoe rolt of wie met wie blind trouwt. Een televisiescherm dwingt nu eenmaal tot kijken.  Ook al zou je misschien liever weg kijken. In die zin is er weinig verschil tussen een huilend meisje en de televisie in mijn huis. Misschien is het schilderij minder drukkend. In een tijd waarin onthaasting zo van belang is, kan ik nog wel even zonder TV.

 (verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op  10/11/22) 

maandag 7 november 2022

TINE ZIET (346): Troost

Allerheiligen is het enige feest waarbij de sporen van het bezoek schaamteloos  mogen blijven liggen of staan, bedacht ik toen ik de afwas deed na een vriendenbezoek. Mensen gaan op jaarlijkse visite bij hun overledenen en laten een bloemstukje of een pot bloemen achter. Aangezien de gastvrouwen en  -heren niet in de mogelijkheid zijn de verlepte bloemen zelf in de vuilnisbak te gooien en veel bezoekers een nieuwe rit naar de begraafplaats ontzien, ruimt de groendienst na een maand meestal op.

Hoewel ik van kerkhofbezoeken  en bloemen hou, ben ik er niet beter in. Al moet ik toegeven dat ik eigenlijk zelf zelden kerkhofbloemen koop. Ook al mis ik mijn vader nog heel veel. Liever brand ik een kaarsje thuis of spreek zijn foto zomaar ineens aan. Aan de doden denken, doen we uiteindelijk allemaal op onze eigen manier. Bij het ene gemis ontstaat er soms al een dankbare glimlach om wat er was. Een ander gemis smaakt nog altijd wrang.

Ik vind het jammer dat er nog steeds zo’n taboe om de dood hangt. Uiteindelijk ontsnapt niemand er aan. Mensen die hun beroep maken van de dood, worden vaak scheef bekeken. Uiteindelijk is er weinig dat zo nobel is als mensen met zachte hand begeleiden in een fase van intens verdriet. Tegenwoordig zijn er al zoveel mogelijkheden om zo’n afscheid echt persoonlijk te maken. Het maakt het verdriet voor wie achter blijft niet minder groot, maar misschien dan toch wat dragelijker. Zelf heb ik ook al die ambitie geopperd als het ooit niet meer lukt met mijn huidig werk dat ik dan afscheid lichter wil maken. Tom Lanoye heeft een gedicht dat begint met de regels: “Het is een magere troost/ dat alles moet verdwijnen/ en dat ik je hoe dan ook op een keer / toch zou moeten missen, bijvoorbeeld /door de dood.”

Het feit dat er mensen zijn die het begrip ‘dood’  gewoon zachtjes kunnen oppakken en proberen verdriet te vatten, troost enorm.

 (verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op  04/11/22) 

TINE ZIET (447): Euforie

Er zijn weinig dingen die zo kunnen opladen als een wandeling. Zeven jaar geleden had ik dit nog een uitspraak gevonden die bij de dagtrippe...