Dan zwelt door een ontweken blik een honger als woeker aan. Uit een terloopse glimlach schiet een bloem uit knop. Wat handen willen raken, verbeeldt men zich als lange takken, wat ze raken: één kloppende rode vrucht. En wat niet wordt gezegd, krijgt wortels in de voeten. Kortom: de tuin groeit met dit gevoel gigantisch uit z'n voegen. Geen snoeier kan dit groeien aan. Barst de groene bolster uit elkaar?
Totdat die één verdwaasd uit de stoel opstaat, een jas aantrekt, een deur dichtslaat. Gewikkeld in te veel klimop, neemt men uit angst voor teveel aan bloeien, het willen uit elkaar. Men gaat verder met het verlangen in het haar tot nog een tuin. En de durf het ongemak daarin als vriend te begroeten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten