Een leraar op het conservatorium vertelde ons ooit dat er in
elk mens een dier verscholen zit. Als we goed naar iemand kijken, kunnen we na
een tijdje een dier in iemand herkennen. Het klopt. Als kind had ik dat al
door. Zo zag ik een schildpad in onze leerkracht economie en een chimpansee in
onze leraar geschiedenis. Maar welk dier was ik nu zelf?
Soms bedenk ik met schrik dat anderen een heel ongezellig
beest in mij herkennen. Zo werd ik door een ex vergeleken met een cavia. Griezelig.
Het klopte als ik met zijn ogen naar me keek. Vaak begluur ik mijn spiegelbeeld
en spot in mij een koala. Een panda ook heel soms. Maar over die koala wil ik
het bij het begin van dit nieuwe jaar hebben.
Eén van de mooiste beelden die ik afgelopen week zag
passeren was een filmpje uit de Zoo. Daar kwam een babykoala voor het eerst uit
de buidel van zijn mama gekropen. Dat ik me niet goed in mijn vel voelde toen
ik de beelden te zien kreeg, heeft er natuurlijk ook wel mee te maken, maar de
tranen biggelden over mijn wangen. Soms heb ik blijkbaar een ongemakkelijk vel
nodig om mezelf weer als koala te zien.
Vergis jullie niet! Inmiddels weet ik dat een koala
allesbehalve lief en schattig is. Dat het een beest is dat heel erg venijnig
uit de hoek kan komen. Dat het maar blijft eten van iets dat het praktisch niet
kan verteren. Om eucalyptusbladeren te verteren, is er namelijk een volle week
nodig. Al maken die pluizige oren heel veel goed. En wat zou ik graag eens uit
een buidel naar het volle licht kruipen!
(verschenen als column in de De Weekbode / De Leie op 05/01/18)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten