Maandag was ik vroeg uit de veren en moest me te voet door de schoolgaande jeugd, de mama’s met kinderwagens en de steps naar de tandarts begeven. Op mijn weg daar naartoe liggen verschillende scholen dus ik was bijna voortdurend omgeven door vaders op sloffen en ochtendchagrijn. Leedvermaak voelde ik niet. Wie gaat er nu graag naar de tandarts? Al werd ik natuurlijk wel nostalgisch bij het werpen van een blik op de speelplaats. Het was nog vroeg, dus die speelplaats liep nog niet boordevol fluohesjes. Onbekommerde tijd.
Toen ik even later
met opgeschoonde tanden en twee afspraken rijken uit de gloednieuwe
tandartsstoel gestapt was, botste ik op leerlingen die rondjes aan het lopen
waren op het Vander Merschplein en ik besefte dat dat misschien het ergste was,
wat mij had kunnen overkomen: het eerste lesuur van de week, de sportlegging in
en voor iedereen te kijk rondjes moeten lopen om het plein. Nee, dan valt één
klein gaatje in je gebit laten ontdekken nog mee.
Opeens dacht ik aan mijn directeur die op dat moment
wellicht het eerste doorlichtingsgesprek had met een inspectieteam en bedacht
dat dat alles bij elkaar misschien toch het minst prettige was. Het is een
combinatie van alle maandagsongeluk bij mekaar dat een mens kan overkomen. Met
de billen bloot een week vol controles in. Ik durf het bijna niet te schrijven
maar nee, ik zou nog liever rondjes lopen.
(verscheen als column in KW Kortrijk-Menen-Waregem op 16/10/25)