maandag 27 januari 2020

TINE ZIET (203): Maskerade


Een opvallend campagnebeeld kondigt in onze stad het carnavalsseizoen aan. Het is een roze affiche met daarop een schattig meisje dat uit een scheur tevoorschijn komt. Het roept bij mij de herinneringen op van verkleden. Als kind vond ik dat ongelooflijk leuk om te doen. In sommige omstandigheden vind ik het nog leuk. Vooral op een podium. Verkleedkledij geeft me vaak wat extra lef. In mijn lessen worden leerlingen meestal ook enthousiaster als de verkleedkoffer open mag. Al zijn er altijd uitzonderingen die het absoluut liever niet doen. Vaak is dat uit een soort van smetvrees. Kleren die anderen hebben aangehad, voelen vies en zijn het misschien zelfs ook.  Onlangs hoorde ik toch van een leerling dat hij liever zichzelf bleef. Alle begrip natuurlijk. Zelf zie ik me trouwens ook niet in het carnavalsplaatje passen. Ik kan niet precies benoemen waarom ik dat denk. Feestjes zijn toch leuk?

Al een paar jaar op rij maak ik er de gewoonte van om naar de stoet te kijken in de hoop aangestoken te worden door een of ander feestvirus. Van de fanfares word ik altijd blij. Van de andere deelnemers in de stoet krijg ik meestal geen waw-gevoel. Dat begrijp ik eigenlijk niet zo goed: er is duidelijk enthousiasme, de kostuums zijn vaak wel fleurig en er zitten echt wel mooie karren bij.  Ik denk dat het de mengelmoes van dreunende muziek is, die me de smaak van verschraald bier in mijn mond giet. Jammer is dat. Ook het weer zorgt meestal voor een opgehaalde neus. Regen. Wind. Koude. Braziliaanse zonnige billen zitten er bij ons niet in. Al zouden die me wellicht ook niet aan het huppelen maken.

Kortom: een Prinses Carnaval zit niet in mijn verlangens opgevouwen. Inspiratie voor een kritische act in de stoet, dan misschien weer wel. Is het prijzenpakket te klein? Houden we almaar minder van maskerades? Wie zal het zeggen? Maar het zou toch zonde zijn als carnaval iets is, dat voorgoed uit ons stadsbeeld zou verdwijnen.

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen  op 24/01/20)



maandag 20 januari 2020

TINE ZIET (202): Oud & Nieuw


Sinds vorige week vrijdag wandel ik met een andere pas. Echt waar. Geen blessure of nieuwe schoenen. Ik heb daarentegen wel een hippe gloednieuwe stappenteller, een zogenaamde activity tracker, maar ook dit beïnvloedt jammer genoeg nog niet de manier waarop ik loop. Dit geheel terzijde. Nee, sinds deze rubriek nu ook tot in mijn stad van afkomst wordt verspreid, voel ik me op een of andere manier wat meer benepen. Voor de nieuwe krant, voelde ik me veilig omdat ik de twee steden in mijn leven perfect kon scheiden. Alleen mijn moeder had het privilege om deze rubriek ook op papier te lezen. Wekelijks bezorgde ik haar mijn exemplaar, terwijl ik tijdens het nuttigen van een aperitiefje haar versie van KW las. Een fijn ritueel dat ik nu voortaan zal moeten missen. Andere kennissen en vrienden konden mij natuurlijk lezen via mijn weblog, maar nu is er op de een of andere manier het besef dat het toch opeens veel zwaarder weegt om mijn hersenspinsels hier te delen. Er is Menen. Er is Waregem. Er is een wereld van verschil.

Natuurlijk overdrijf ik. Zo kent men mij trouwens in allebei de steden. De nieuwe krant is prachtig en ik vind wel weer een andere reden tot aperitieven. Het voelt alleen alsof ik nu wekelijks op date ga met mijn ex en mijn nieuw lief of zo. Het zal na verloop van tijd ook wel weer wennen. Want hoe ongemakkelijk zo’n date eerst wat voelt: er is vanzelfsprekend veel dat oud en nieuw verbindt. Een paard en een wiel: beiden brengen iets van A naar B. Maar er zijn ook heel veel verschillen. Ik beloof er verder niet te zwaar aan te tillen en te blijven schrijven hoe ik gebekt ben. Ik kan niets anders.

Wat betreft dat glaasje bij mijn moeder? Daar weet ik wel wat op: de volgende keer is ze doodgewoon jarig. En de weken daarop weer een week langer hier op aarde. En als we toch nog een extra reden zoeken: we klinken op Kortrijk, Menen en Waregem samen!

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen  op 17/01/20)


dinsdag 14 januari 2020

TINE ZIET (201): Alcohol


Inmiddels al meer dan tien jaar geleden hoorde ik het nummer ‘Menen’ van Wim Opbrouck en Els Dottermans. Het betreft een bewerking van het nummer ‘Jackson’ van Johnny Cash. Zelf had ik toen nog lang geen plannen om in Menen te komen wonen. Ik werkte er wel al maar stond eigenlijk niet echt stil bij de inhoud van het nummer. In het nummer zingen ze dat Menen een stad van zestienduizend cafés is. En ook dat Menen eigenlijk één groot café is. Overdreven vond ik dat. Sinds ik lid ben van de Facebookgroep ‘De cafés van Menen, Lauwe en Rekkem’ ben ik daar niet meer zo zeker van. Elke dag doemen nieuwe foto’s op van vroegere cafés. Fréderic Dehaudt gaat met die pagina in opdracht van CC De Steiger op zoek naar alle cafés in Menen. Maar hij verzamelt ook informatie aan de toog zelf met een heuse fichebak. En wat blijkt stilaan: Wim en Els hadden gelijk! Menen was ooit wel degelijk één groot café.

Had ik dat geweten… Nee. Ik hou van een fijn café. Het belang van een plek om samen te komen aan een toog is iets van lang geleden en blijft gelukkig bestaan. Als kind woonde ik in een gerenoveerd oud café. Oude inwoners kenden mij van ‘De Notendreve’, het kleine kroegje dat mijn grootmoeder ooit uitbaatte. Ook al stond die toog er inmiddels al jaren niet meer. De geest van de geestrijke drank waart er zelfs tot op vandaag nog rond. Een café spreekt tot de verbeelding: mensen vinden er een luisterend oor, troost, sappige verhalen, gezelschap, rust na een dag vol werk.

Hoewel de drankkaart almaar uitgebreider lijkt te worden, daalt het aantal cafés beetje bij beetje. Het rookverbod, de wetgeving, de stijging van de index, de gevaren en boetes die om de hoek loeren, het besef dat alcohol en autorijden taboe is, zorgen ervoor dat een Vlaming zijn tijd minder en minder aan een toog slijt. Voorlopig zijn er gelukkig nog stamineetjes genoeg voor al onze dorst. Al vraag ik me af, of dat zo zal blijven: jongeren verkiezen almaar een huiskamer en eigen drank. Jammer is dat wel. Wie schrijft dat betoog voor het behoud van barkruk en toog? Anders wordt onze stad misschien te droog.



(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen  op 10/01/20)

zondag 5 januari 2020

TINE ZIET (200): Sneeuwdagen


Al een paar jaar op rij maak ik op 31 december de som van de fijnste herinneringen van het jaar. Ik doe dat dan letterlijk met mijn zakagenda naast mij, overloop dan het hele ding en herbeleef op die manier heel veel. Vaak schrik ik van de drukte van het afgelopen jaar. Dat één klein boekje zoveel afspraken kan bevatten is eigenlijk niet te vatten. Doel hiervan is om zoveel mogelijk positieve dingen op een rijtje te zetten. Hoe ouder ik word, hoe groter dat andere lijstje namelijk zou zijn, mocht ik het maken. Voorlopig begin ik er niet aan de slechte herinneringen op te schrijven. Ik geloof dat het wel therapeutisch zou kunnen werken om die dingen ook te durven benoemen en die dan op symbolische wijze met een of ander ritueel te verbranden. Aangezien mijn ziel almaar zelfbewuster en spiritueler kleurt, zou ik me toch ook eens daaraan moeten wagen. Misschien denken veel lezers dat er in mijn hoofd alleen lichtheid schuilt. Zelfs veel zogenaamde maten associëren mij met positiviteit. Dat is gedeeltelijk waar, maar natuurlijk ook valse schijn: voor mij maakt een jaar ook veel onaangename buitelingen. Maar het loont de moeite om te fixeren op die herinneringen die zo mooi zijn dat je ze zou willen bewaren. Wat niet zo leuk was, blijf je automatisch tegen heug en meug dragen. Jaar na jaar. Steekt altijd wel ergens de kop op.

Wat me na het herbeleven van mijn agenda altijd bezighoudt, is het feit dat er zo weinig ‘lege’ dagen zijn in een jaar. Dat is natuurlijk mijn eigen schuld. Ik laat het nog te weinig toe om eens helemaal niets te doen te hebben. Alsof het misdadig is om een hele dag afspraakvrij te zijn. Laat ik ze maar eens inplannen: die dagen dat het volop mag sneeuwen voor mijn raam. Wie weet schrijf ik dan eindelijk eens mijn boek, bak een taart of kom ik aan het uitruimen van mijn kasten toe. Of nog beter: kijk ik door dat raam en zie hoe de wereld ook zonder mijn streberige acties gewoon verder draait.

(verschenen als column in KW Kortrijk-Menen  op 03/01/20)




TINE ZIET (447): Euforie

Er zijn weinig dingen die zo kunnen opladen als een wandeling. Zeven jaar geleden had ik dit nog een uitspraak gevonden die bij de dagtrippe...