Ooit was bewegen voor mij een automatisme. In de vruchtzak bewoog ik zoals elk ander ongeboren kind. En eenmaal in het licht spartelde ik zoals het hoorde: alle ledematen de lucht in trappelend. Zelfs toen ik eenmaal lopen kon, leek niets in mijn verplaatsingen 'anders dan normaal'.
Het kwam voor het eerst in beeld in de turnles: trillend op een balk, vertoonde ik veel minder evenwicht. Aan de rekstok miste ik elke vorm van soepelheid. Het was bij de bok dat ik voor het eerst geconfronteerd werd met de houterigheid in mij: elke keer stokte ik op één meter voor de bok. De schooldokter had het over een holle rug en stuurde me om oefeningen naar een kinesist, waar ik leerde om met de borst vooruit te lopen. De bewegingsdocente, later, zei: 'Wees trots, je hebt zo'n mooi luchtpunt, Tine!' Maar alle aanmoedigingen ten spijt, raakte ik die borstelsteel in mijn bewegen niet meer kwijt. Wat eens zo soepel automatisch en vanzelf gebeurde, piepte van de ene op de andere dag roestig bij het manoeuvreren. Men begon zich bijgevolg op mijn handelingen te fixeren en zag een probleem van coördineren. Men had het zelfs over blokkeren. Mijn schouders werden er moedeloos verlegen van.
Soms vergeet ik dat hij er zit. Dan dans ik bijvoorbeeld bijna-sierlijk. Of dan loop ik op straat als een halve dame. Even denk ik dan dat hij verdwenen is. Dat kan toch best, hij kwam ook zomaar op mijn pad, toen ik even niet goed keek. Misschien kan hij ook op die manier verdwijnen.
Met dit harkerig-zijn heb ik inmiddels heel goed kunnen leven. Al vermorzel ik die klungel in mijn lijf in gedachten minstens vijf keer per dag. Zo verwijt ik hem mijn gebrek aan durven. De zuinigheid in mijn fysieke ondernemen. Mijn hoofd denkt dan: "Eropaf!' maar mijn benen blijven staan of gaan dan net de andere kant op. Die van gemiste kansen en nooit weten wat er was gebeurd als ze toch de kant van mijn hersenen hadden gekozen. Soms denk ik: Had mijn brein die benen, in plaats van dit onhandige lijf, had ik in dit leven tonnen minder spijt.
Een ander lijf voor mijn gedachten is er natuurlijk niet. Ik kan dan ook niet anders: ik leg me krampachtig bij dit gebrek neer en sla de stok in mij dan maar op de borst. Hij mag er zijn, maar hopelijk komt er toch ooit een houtworm op hem af.
zondag 15 december 2013
maandag 18 november 2013
DRANG naar lucht/adem
Experimenteel cultuurparcours DRANG is een creatieve kersverse samenwerking tussen Tita Andronica en Tine Moniek. Voor deze eerste editie begeren ze de lucht/adem. Het belooft een parcours te worden met voorstellingen die als verse lucht je longen zullen vullen. Of je adem zullen doen stokken...
Tine Feys, Jeroen Permentier, Tina Van Wymelbeke,
Tita Andronica (Sylvie Declercq) en Tine Moniek
vonden in het onderwerp zuurstof voor een nieuwe fijne voorstelling.
Laat je verrassen.
Op zaterdag 7/12 start er een parcours om 19u, 19u30 en om 20u .
Op zondag 8/12 zijn de aanvangsuren 18u, 18u30 en 19u.
De voorstellingen gaan door in De Magneet, Minister Liebaertlaan 24, 8500 Kortrijk.
Een kaartje kost €10 (inclusief 1 drankje).
Reservatie is verplicht. Dit via drangnaar@gmail.com of 0477/438377
Aansluitend kan je ook een kaasplankje of een vleeswarenbordje eten voor € 8.
(Enkel op reservatie.)
Warme kledij is aanbevolen.
Links:
vrijdag 1 november 2013
stelt paal en perk (12):
Elk jaar, als takken met hun kaalheid prijken, overvalt me het gevoel om met mijn gedachten naar wie er niet meer is te reiken. Natuurlijk heb ik daar geen specifieke dag voor nodig: ik herdenk mijn doden vaak in woord, droom en gedachten en ik zie het kerkhof meer dan één maal per jaar. Maar ik gloei toch altijd weer een beetje extra, als het één november is.
"Allerheiligen,' zo sprak de non (ja, ik ben katholiek opgevoed), "daarop gedenkt ge alle doden. Ge bedankt ze voor wie ze waren.Ge denkt een keertje extra aan hen. De dag daarop dan moogt ge huilen, want Allerzielen, dat is een tijd voor gemis en droefenis." Ook al geloof ik tegenwoordig meer in mensen dat in een Heer die alles ziet, ik hecht nog altijd waarde aan die woorden van die non. Want iedereen: hindoe, jood, islamiet, atheïst,... eindigt tenslotte toch in een soort van kist.
Ik vind het een mooie traditie om ons op één dag in het jaar allemaal massaal naar het kerkhof te begeven. Voor velen is het een last, een plicht en een schijnheilige vertoning. Voor mij is het een ode aan, een terugblik, een ritueel,... Ik hou van de bloemen, de passanten, de sfeer. Vooral dan op het kerkhof van het dorp waar ik zo lang woonde. Mijn ronde doe ik het liefst volgens een vast patroon: alleen. Het inspireert me al jaren tot een stukje hommage (*) aan mijn gemis, dat elk jaar een stukje zwaarder is.
Vandaag mocht ik voor het eerst ervaren dat het kerkhof niet meer 'het mijne' is. Ook al botste ik opnieuw op bekende levenden en doden. Als je een dorp verlaat, doe je blijkbaar onbewust ook afstand van plaatselijke namen. Let wel: wie er lag voor ik verhuisde, ken ik natuurlijk nog. Maar de recentste graven, daar had ik minder voeling mee. Het is een spijtig feit, waar ik morgen misschien - op advies van de non ooit - zachtjes om zal schreien.
Ik verlang niet naar de dag dat ik op één november op een nieuw kerkhof zal staan - ontheemd. Want dat houdt in dat daar iemand zal liggen, die ik kende. Dat is nodig voor mijn ritueel: een startplek. Misschien kan ik al wat aan gewenning doen door meer zomaar een kerkhof aan te doen. Ook zonder bloemenzee, hou ik ervan. De oude foto's en de scheefzakkende zerken. De rust maar ook het vertoon. Dood is droef. Het leert ook behoorlijk relativeren.
Vandaag herdacht ik mensen die nooit meer ouder zullen worden, mensen die Zwarte Piet niet racistisch vonden, dit land iets om met trots voor te vechten, geld iets om te sparen, de cuisson onbestaande en de toekomst iets om met open mond aan te gapen. Doden begrijpen vast niets meer van deze aarde.
(*) Voor nog meer kerkhofmelancholie klik hier.
"Allerheiligen,' zo sprak de non (ja, ik ben katholiek opgevoed), "daarop gedenkt ge alle doden. Ge bedankt ze voor wie ze waren.Ge denkt een keertje extra aan hen. De dag daarop dan moogt ge huilen, want Allerzielen, dat is een tijd voor gemis en droefenis." Ook al geloof ik tegenwoordig meer in mensen dat in een Heer die alles ziet, ik hecht nog altijd waarde aan die woorden van die non. Want iedereen: hindoe, jood, islamiet, atheïst,... eindigt tenslotte toch in een soort van kist.
Ik vind het een mooie traditie om ons op één dag in het jaar allemaal massaal naar het kerkhof te begeven. Voor velen is het een last, een plicht en een schijnheilige vertoning. Voor mij is het een ode aan, een terugblik, een ritueel,... Ik hou van de bloemen, de passanten, de sfeer. Vooral dan op het kerkhof van het dorp waar ik zo lang woonde. Mijn ronde doe ik het liefst volgens een vast patroon: alleen. Het inspireert me al jaren tot een stukje hommage (*) aan mijn gemis, dat elk jaar een stukje zwaarder is.
Vandaag mocht ik voor het eerst ervaren dat het kerkhof niet meer 'het mijne' is. Ook al botste ik opnieuw op bekende levenden en doden. Als je een dorp verlaat, doe je blijkbaar onbewust ook afstand van plaatselijke namen. Let wel: wie er lag voor ik verhuisde, ken ik natuurlijk nog. Maar de recentste graven, daar had ik minder voeling mee. Het is een spijtig feit, waar ik morgen misschien - op advies van de non ooit - zachtjes om zal schreien.
Ik verlang niet naar de dag dat ik op één november op een nieuw kerkhof zal staan - ontheemd. Want dat houdt in dat daar iemand zal liggen, die ik kende. Dat is nodig voor mijn ritueel: een startplek. Misschien kan ik al wat aan gewenning doen door meer zomaar een kerkhof aan te doen. Ook zonder bloemenzee, hou ik ervan. De oude foto's en de scheefzakkende zerken. De rust maar ook het vertoon. Dood is droef. Het leert ook behoorlijk relativeren.
Vandaag herdacht ik mensen die nooit meer ouder zullen worden, mensen die Zwarte Piet niet racistisch vonden, dit land iets om met trots voor te vechten, geld iets om te sparen, de cuisson onbestaande en de toekomst iets om met open mond aan te gapen. Doden begrijpen vast niets meer van deze aarde.
(*) Voor nog meer kerkhofmelancholie klik hier.
zondag 13 oktober 2013
VAART: 7 tem 12 oktober 2013
Tijdens het event 'VAART' van de experimentele vrijstaat De Magneet zat ik bijna dagelijks aan een schrijfmuur. Op die muur ging ik met een VAART aan de slag met pen en vingers om via écriture automatique het schrijfbeest in mij weer wakker te pennen en de muur te dichten met mooie woorden.
Op 07/10 bezette ik de muur met enkele grotere woorden, die spontaan in mijn hoofd kwamen toen ik daar op die plek was neer gezeten. Losse associaties met de ruimte. Er was er rustig die avond.
De volgende avond had ik mijn potloden en slijper mee en begon rond de woorden stukjes te schrijven die automatisch uit mijn pols kwamen. Door de bubbeltjes in het behang was de tekst niet zo goed leesbaar. Gedurende de tijd dat ik er was, is mijn potlood de helft korter geworden. Ik schreef dus als het ware een half potlood leeg. Ik moest soms echt op mijn buik gaan liggen: gelukkig had ik een matje van Sylvie.
Al meer bekijks. Maar natuurlijk was ik op mijn buik een opvallende verschijning.
Op 9/10 was het al veel drukker in De Magneet. Eerst moest ik nog wat aan de slag met mijn potlood. De woorden op de trap zelf moesten nog worden omgeven door potloodwoorden. Toen dit voorbij was nam ik een zwarte stift en begon losse gedachten uit m'n hoofd op te schrijven. Dit was veel leesbaarder voor de voorbijlopende mensen. Dus best ook meer confronterend als iemand naast je de tekst begint mee te lezen.
Op donderdagochtend kwam er een klasje op bezoek. Ze kwamen oog in oog met mijn muur te staan. Ik heb hen daarna de opdracht gegeven om ook een tekstje zonder denken te schrijven. Daarna mochten ze hun tekstje op mijn muur kleven. Dit verliep eerst een beetje aarzelend, maar al gauw ontdekten de kinderen het plezier in zonder denken schrijven. Bij sommigen kwam er een echte woordenstroom opzetten. Toen ze vertrokken was mijn muur behoorlijk 'gepimpt'.
's Avonds ging ik terug om mijn muur verder te bezetten. Toen er naast mij een optreden begon, kwamen er meer mensen langs. Het was best leuk schrijven.
Aangezien ik op 11 oktober voor mijn werk op een andere plek moest zijn, nam ik die dag een polspauze.
De laatste dag van mijn schrijfproject startte op zaterdag rond 19u45. Er was heel veel volk en veel animo. Mensen moesten soms over mij heen klimmen zonder dat ik het merkte. Zo geconcentreerd was ik om mijn einddoel te bereiken. Dikwijls hervond ik me met mijn hoofd op de trap of ondersteboven.
Ik werd enorm veel aangesproken. Iemand vroeg om foto's te maken en vroeg of dit schrijven voor mij een vorm van mediteren was. Iemand wou er dingen bijschrijven, maar dat wou ik niet toelaten, zo vlak voor mijn eindstreep. Na al die dagen wou ik alleen de finish bereiken.
Iemand anders begon ook nog eens zijn tekstjes met plakband op de muur te plakken en ging daar vrolijk mee verder nadat ik hem verteld had dat ik het niet leuk vond. Ook wou hij almaar aandacht door ook nog eens z'n briefjes voor mijn neus te duwen: op dat moment raakte ik behoorlijk geïrriteerd. Dat is duidelijk te merken aan de inhoud van mijn teksten en ook aan mijn handschrift dat nog meer rare halen kreeg. Ik nam een pauze. Groot was mijn frustratie dat hij na een klein uurtje pauze nog steeds mijn muur bezette. Gelukkig kon iemand anders hem op andere ideeën brengen voor mijn laatste halfuur schrijven.
Uiteindelijk bereikte ik om 23u45 het moment waarop ik dacht: nu stop ik. Nu is het mooi geweest.Iemand zei: "Het lijkt precies een landkaart." Ik keek en bedacht dat het een landkaart van zo weinig mogelijk denken was. Trots. Bedankt voor deze kans!
Op 07/10 bezette ik de muur met enkele grotere woorden, die spontaan in mijn hoofd kwamen toen ik daar op die plek was neer gezeten. Losse associaties met de ruimte. Er was er rustig die avond.
De volgende avond had ik mijn potloden en slijper mee en begon rond de woorden stukjes te schrijven die automatisch uit mijn pols kwamen. Door de bubbeltjes in het behang was de tekst niet zo goed leesbaar. Gedurende de tijd dat ik er was, is mijn potlood de helft korter geworden. Ik schreef dus als het ware een half potlood leeg. Ik moest soms echt op mijn buik gaan liggen: gelukkig had ik een matje van Sylvie.
Al meer bekijks. Maar natuurlijk was ik op mijn buik een opvallende verschijning.
Op 9/10 was het al veel drukker in De Magneet. Eerst moest ik nog wat aan de slag met mijn potlood. De woorden op de trap zelf moesten nog worden omgeven door potloodwoorden. Toen dit voorbij was nam ik een zwarte stift en begon losse gedachten uit m'n hoofd op te schrijven. Dit was veel leesbaarder voor de voorbijlopende mensen. Dus best ook meer confronterend als iemand naast je de tekst begint mee te lezen.
's Avonds ging ik terug om mijn muur verder te bezetten. Toen er naast mij een optreden begon, kwamen er meer mensen langs. Het was best leuk schrijven.
Aangezien ik op 11 oktober voor mijn werk op een andere plek moest zijn, nam ik die dag een polspauze.
De laatste dag van mijn schrijfproject startte op zaterdag rond 19u45. Er was heel veel volk en veel animo. Mensen moesten soms over mij heen klimmen zonder dat ik het merkte. Zo geconcentreerd was ik om mijn einddoel te bereiken. Dikwijls hervond ik me met mijn hoofd op de trap of ondersteboven.
Ik werd enorm veel aangesproken. Iemand vroeg om foto's te maken en vroeg of dit schrijven voor mij een vorm van mediteren was. Iemand wou er dingen bijschrijven, maar dat wou ik niet toelaten, zo vlak voor mijn eindstreep. Na al die dagen wou ik alleen de finish bereiken.
Iemand anders begon ook nog eens zijn tekstjes met plakband op de muur te plakken en ging daar vrolijk mee verder nadat ik hem verteld had dat ik het niet leuk vond. Ook wou hij almaar aandacht door ook nog eens z'n briefjes voor mijn neus te duwen: op dat moment raakte ik behoorlijk geïrriteerd. Dat is duidelijk te merken aan de inhoud van mijn teksten en ook aan mijn handschrift dat nog meer rare halen kreeg. Ik nam een pauze. Groot was mijn frustratie dat hij na een klein uurtje pauze nog steeds mijn muur bezette. Gelukkig kon iemand anders hem op andere ideeën brengen voor mijn laatste halfuur schrijven.
Uiteindelijk bereikte ik om 23u45 het moment waarop ik dacht: nu stop ik. Nu is het mooi geweest.Iemand zei: "Het lijkt precies een landkaart." Ik keek en bedacht dat het een landkaart van zo weinig mogelijk denken was. Trots. Bedankt voor deze kans!
woensdag 25 september 2013
stelt paal en perk (11):
'O wonder!
How many goodly creatures are there here!
How beauteous mankind is!
O brave new world,
That has got such people in in!'
(William Shakespeare - uit: 'The Tempest')
Als ik bovenstaande woorden van Shakespeare herlees, zie ik mezelf als klein meisje op een krukje staan. Mijn hoofd door het zolderraam terwijl ik mijn blik over het landschap laat zweven. Ik roep de woorden uit 'De Storm' met alle dramatiek die ik in me heb uit. Mijn frêle stemmetje waaiert uit over de velden en ik voel me oprecht gelukkig. Ja! Volkomen blij!
Dat ik als klein meisje de woorden van Shakespeare nog niet kende en dat ik zelfs met een krukje erbij niet door het dakraam naar buiten kon kijken, dat doet niets ter zake. Het doet in elk geval niets af van het feit dat die woorden dit bij me oproepen. Want ooit was ik het wel: oprecht gelukkig en ja, ook volkomen blij. Niet met hoe ik me voelde, maar om wat er allemaal rond mij voor handen was. De zon. Het gras. De bomen. Vogels. U kent het ongetwijfeld wel. Dat hoop ik toch tenminste. 's Ochtends in pyjama over een natte weide lopen om me met een teiltje ijskoud water te wassen: één van de jaarlijkse hoogtepunten in mijn kinderlijk bestaan. Bovenal hield ik ook van mensen. Ik geloofde dat we er samen iets van konden maken en zong dat niet alleen rond het kampvuur. Ik geloofde toen echt. Al klinkt het allemaal zo ontzettend naïef en misschien een tikkeltje banaal: samen is de mens toch een heel pak waard!
In deze 'brave new world' staan we zelden samen. Woonden we vroeger in een dorp als metafoor, wonen we nu in een denkbeeldig grijs saai flatgebouw: aan elke voordeur een dubbel slot en unieke keuken. We vragen onze buren zelden naar melk of suiker. Meer nog: we kennen meestal niet eens hun naam. Op onze cola of onze chocopastapot hoort onze eigen naam. We zijn altijd bereikbaar met de nieuwste snufjes met gepersonaliseerde beltune. Altijd hip en trendy in de mode. We klagen steen en been omdat ons in onze ogen onrecht wordt aangedaan.We kijken niet eens verder dan onze eigen navel. We zijn zo blij en vrij maar bovenal zo fake! En die vrijheid, lijkt een soort kooi van Faraday: want hoe meer we ons aan ons ego binden, hoe meer afstand met wat er allemaal in deze wereld leeft.
Dat het uit dat zolderraam niet zo mooi is, zoals ik vroeger wel eens dacht. Dat er heel wat onrecht gaande is. Dat er teveel bloed vloeit dat niet van ons maar van deze wereld is. Daar kan niemand meer om heen. Maar als we nu eens massaal en collectief af en toe op een krukje gaan staan. Of veel beter nog: door een bos gaan hollen. Een grasveld met modder desnoods. En samen de woorden uit 'De Storm' - uit volle borst - scanderen. Laat ons zeggen: twee maal per jaar (het moet doenbaar zijn met onze overdrukke agenda's). Misschien lukt het ons dan ook om er samen wat beter van te maken. Al is het dat ene kleine beetje maar.
Zou dat lukken? Stellen we een Doodle op? Vandaag?
How many goodly creatures are there here!
How beauteous mankind is!
O brave new world,
That has got such people in in!'
(William Shakespeare - uit: 'The Tempest')
Als ik bovenstaande woorden van Shakespeare herlees, zie ik mezelf als klein meisje op een krukje staan. Mijn hoofd door het zolderraam terwijl ik mijn blik over het landschap laat zweven. Ik roep de woorden uit 'De Storm' met alle dramatiek die ik in me heb uit. Mijn frêle stemmetje waaiert uit over de velden en ik voel me oprecht gelukkig. Ja! Volkomen blij!
Dat ik als klein meisje de woorden van Shakespeare nog niet kende en dat ik zelfs met een krukje erbij niet door het dakraam naar buiten kon kijken, dat doet niets ter zake. Het doet in elk geval niets af van het feit dat die woorden dit bij me oproepen. Want ooit was ik het wel: oprecht gelukkig en ja, ook volkomen blij. Niet met hoe ik me voelde, maar om wat er allemaal rond mij voor handen was. De zon. Het gras. De bomen. Vogels. U kent het ongetwijfeld wel. Dat hoop ik toch tenminste. 's Ochtends in pyjama over een natte weide lopen om me met een teiltje ijskoud water te wassen: één van de jaarlijkse hoogtepunten in mijn kinderlijk bestaan. Bovenal hield ik ook van mensen. Ik geloofde dat we er samen iets van konden maken en zong dat niet alleen rond het kampvuur. Ik geloofde toen echt. Al klinkt het allemaal zo ontzettend naïef en misschien een tikkeltje banaal: samen is de mens toch een heel pak waard!
In deze 'brave new world' staan we zelden samen. Woonden we vroeger in een dorp als metafoor, wonen we nu in een denkbeeldig grijs saai flatgebouw: aan elke voordeur een dubbel slot en unieke keuken. We vragen onze buren zelden naar melk of suiker. Meer nog: we kennen meestal niet eens hun naam. Op onze cola of onze chocopastapot hoort onze eigen naam. We zijn altijd bereikbaar met de nieuwste snufjes met gepersonaliseerde beltune. Altijd hip en trendy in de mode. We klagen steen en been omdat ons in onze ogen onrecht wordt aangedaan.We kijken niet eens verder dan onze eigen navel. We zijn zo blij en vrij maar bovenal zo fake! En die vrijheid, lijkt een soort kooi van Faraday: want hoe meer we ons aan ons ego binden, hoe meer afstand met wat er allemaal in deze wereld leeft.
Dat het uit dat zolderraam niet zo mooi is, zoals ik vroeger wel eens dacht. Dat er heel wat onrecht gaande is. Dat er teveel bloed vloeit dat niet van ons maar van deze wereld is. Daar kan niemand meer om heen. Maar als we nu eens massaal en collectief af en toe op een krukje gaan staan. Of veel beter nog: door een bos gaan hollen. Een grasveld met modder desnoods. En samen de woorden uit 'De Storm' - uit volle borst - scanderen. Laat ons zeggen: twee maal per jaar (het moet doenbaar zijn met onze overdrukke agenda's). Misschien lukt het ons dan ook om er samen wat beter van te maken. Al is het dat ene kleine beetje maar.
Zou dat lukken? Stellen we een Doodle op? Vandaag?
woensdag 18 september 2013
Ooit (25):
Ooit was slapen een straf. Ik sleepte mezelf tegen heug en meug de trappen op, weigerde de kussen en deed niets liever dan me uit de slaap te houden door me te concentreren op de geluiden van beneden. Als ik de rest van het gezin twintig treden onder mij hoorde lachen, kon ik wel huilen: ook dit geluk ging aan mij voorbij. Liggen in mijn bed: wat ontzettend onrechtvaardig! Daarenboven werden mij verhaaltjes beloofd en zoete dromen maar de korrels die het zandmannetje in mijn ogen strooiden waren bijtend hard en altijd veel te zwaar.
Totdat ik natuurlijk ontdekte dat een bed meer functies had. Het begon met fijne dromen, die mijn slaap met blosjes kleurden. Opeens vertrouwde ik mijn hoofdkussen geheimen toe, die ik zelfs niet met mijn dagboek durfde delen. Terwijl er treden diep gegniffeld werd of gestikt werd in een nootje, raakte ik verstrikt in de zachtheid van mijn lakens. Ook vond ik steeds leuker om mijn zorgen en mijn lijf in de nacht op een matras achter te laten, terwijl ik met mijn hoofd het ene avontuur na het andere beleefde. 's Morgens schroefde ik dan mijn hoofd aan romp en had een hele dag om al die fantastische dromen in gedachten keer op keer te herhalen.
Intussen is slapen voor mij een nood. Ook al stel ik het graag nog altijd uit. Meestal val ik nét niet om van vaak en hunker naar een kudde verse dromen. Toch luister ik af en toe nog naar wat ik door de nakende slaap zal missen: een krakend bed, een ruige motorrit, een stapje in de wereld,een nachtelijke sigaret... Dan denk ik: er is nog wakkerheid genoeg. Na een wenteling of drie geef ik me dan grenzeloos weer over aan wie mijn hoofd op hol doet slaan.
Met mijn ogen dicht loopt mijn dag weer leeg. Mijn bed vult spontaan de rekken aan.
Totdat ik natuurlijk ontdekte dat een bed meer functies had. Het begon met fijne dromen, die mijn slaap met blosjes kleurden. Opeens vertrouwde ik mijn hoofdkussen geheimen toe, die ik zelfs niet met mijn dagboek durfde delen. Terwijl er treden diep gegniffeld werd of gestikt werd in een nootje, raakte ik verstrikt in de zachtheid van mijn lakens. Ook vond ik steeds leuker om mijn zorgen en mijn lijf in de nacht op een matras achter te laten, terwijl ik met mijn hoofd het ene avontuur na het andere beleefde. 's Morgens schroefde ik dan mijn hoofd aan romp en had een hele dag om al die fantastische dromen in gedachten keer op keer te herhalen.
Intussen is slapen voor mij een nood. Ook al stel ik het graag nog altijd uit. Meestal val ik nét niet om van vaak en hunker naar een kudde verse dromen. Toch luister ik af en toe nog naar wat ik door de nakende slaap zal missen: een krakend bed, een ruige motorrit, een stapje in de wereld,een nachtelijke sigaret... Dan denk ik: er is nog wakkerheid genoeg. Na een wenteling of drie geef ik me dan grenzeloos weer over aan wie mijn hoofd op hol doet slaan.
Met mijn ogen dicht loopt mijn dag weer leeg. Mijn bed vult spontaan de rekken aan.
woensdag 28 augustus 2013
Schotland als statusupdate:
Tine plet een kroket op een broodje. *** drinkt Blonde Poes. *** loopt in The Red Light District en verkent de groep waarmee ze het enkele dagen moet stellen. *** puzzelt om met haar moeder in een kajuit te passen. *** ziet haar moeder de slappe lach krijgen omdat Tine niet op het laddertje van het stapelbed past. *** speelt met haar moeder een spelletje Uno naast Brad Pitt. *** was vergeten dat haar moeder snurkt. *** schommelt maar niet in slaap. *** doucht met wallen in het toilet. *** leed geen schipbreuk. *** leidt haar mede-reizigers in een heuse polonaise naar de grenspost in Engeland. *** gaat op zoek naar het mysterie van onder de kilt. *** vindt Gretna Green een verschrikkelijk toeristenreservaat en begint te blaten. *** krijgt wellicht daarom geen huwelijksaanzoek. *** kan gelooft ze geen doedelzak meer horen. *** gaat in Glasgow dan maar op zoek naar een adapter om een betere lokale aansluiting te krijgen. *** merkt dat meeuwen grote kopzitters zijn. *** ontmoet hotelpersoneel met een monsterlijk humeur en denkt bijgevolg aan Nessie. *** trakteert haar moeder op veel te dure wijn. Maar hé, het is vakantie! *** bedenkt dat 'ogen als meren' een andere invulling krijgt. *** kan niet geloven dat er zoveel gras aan haar voorbij gaat, loeit. *** eet voor het eerst in haar leven Fish & Chips met een heuse pint en voelt de schotse ruitjes in haar gedachten groeien. *** mist bijna de bus. *** krijgt koude rillingen bij het berekenen van de leeftijd van de gesneuvelde soldaten. *** kreeg Nessie natuurlijk niet te zien en wil haar geld terug. *** ontvangt veel te veel knipoogjes om te kunnen dragen. *** doet de barman blozen. *** brengt haar moeder veel te hard aan het lachen bij het schrijven van de kaartjes aan het thuisfront. *** wordt om 05:45 wakker van het brandalarm maar ziet geen sterke stoere armen die haar uit een brandend hotel kunnen dragen. *** ziet ook geen brand. *** brengt haar afkomst hulde door het zich voelen als een dame in een stofvrij kasteel, maar herinnert zich opeens de stalknecht bij de vrouw van adel... *** krijgt het op haar heupen als haar moeder almaar luidop tot zes telt bij het invullen van haar Binairo. *** voelt door de whisky haar keel veel meer maar hoort daarna Willy Sommers zingen en denkt: Was dit te veel? *** is in de ban van de rode lange jassen. *** moet onthouden dat een broodje feta/olijven/sla veel lekkerder is dan smos. *** arriveert in Edinburgh en wordt op slag verliefd. *** komt tussen allerlei straattheaterartiesten terecht en wil verdwalen in de kleine steegjes. *** is opgelucht dat het merendeel van onze groep verdwaalt, zodat een bezoekje aan een kerk niet kan doorgaan. *** ziet een jongen met een zelfgemaakte elektrische gitaar en is zwaar onder de indruk. *** ontmoet een man zonder hoofd. *** komt in Fawlty Towers terecht en ziet een stoere Schot haar koffer naar boven dragen. *** merkt in het haar van de dame in het restaurant een vogelnest op. *** ziet haar moeder giechelen zoals ze zelf ooit deed. *** eet gelukkig geen Black Pudding. *** bemerkt dat in een restaurant in Schotland moet worden opgeschoten. *** is blij terug naar Edinburgh te rijden en gaat op hoofddekseljacht. *** vindt. *** voelt nog steeds geen beloofde regen. *** belooft haar moeder na deze reis minder alcohol te drinken als ze maar 'Fentimans Rose Lemonade' kan drinken. *** ziet de Schotse grens vervagen. Slikt. *** gaan slapen in een veel te kleine kajuit na het eten van Chili con Carne is geen goed idee. *** woelt zich over de baren. *** ziet Nederland halfstok naderen. *** besluit om voortaan contactadvertenties voor Schotten te plaatsen.
Statusupdate van deVakantie in deDingen
Tine Moniek gaat op vakantie en neemt een volle autokoffer vol met kunstwerken mee. *** ordent chaos en krijgt hulp daarvoor. *** weet even niet waar ze aan begon. *** vond de juiste plek voor elk werk. *** haalt opgelucht adem als alles staat en hangt. *** ziet op een onbegrijpelijke wijze een kunstwerk tegen de vlakte gaan en in stukken breken. *** breekt toch ook daarbij. *** zwemt in het zweet naar huis om met de fiets nieuwe vijvers te kweken. *** hoort de bel die een kwartier na thuiskomt haar kuiten in werking zal zetten. *** fietst in fijne Menense compagnie naar Kortrijk. *** likt onderweg een ijsje. *** voelt de bui al hangen. *** komt tot de ontdekking dat haar route niet fietskar-vriendelijk is. *** doet in feite veel te veel omweg. *** arriveert zonder veel onthaal. *** eet kaas en brood, drinkt wijn maar mist de Franse plaatjes. *** ziet de draainstallatie niet arriveren. *** hoort een vrouw om hulp op het terras roepen omdat ze opgesloten zit. *** zucht en ziet even een valse start maar is toch vertrokken. *** ziet de vrouw na het bevrijden en denkt: wat loop hier los? *** fietst haar eerste nachtelijke rit met lange adem. Ook in roze zones. *** is de hele dag met filmpjes in de weer. *** vertrekt al dapperder naar Kortrijk. *** wanhoopt bij het idee dat er nog niemand is. *** hoort vragen of het 'kortfilmfestival' wel daar is en moet lachen. *** heeft een zitvlak dat slaapt. *** sukkelt met een laptop die ze nauwelijks kent. *** beleeft een opzwepende terugrit *** ontwaart achter een wapperend gordijn een naakte vrouw terwijl 'Love on the Beat' van Serge Gainsbourg door de koptelefoon hijgt. *** ondervindt dat dit nummer na een minuut of twee toch als een pornofilm klinkt. *** krijgt 'De ideale penis' van de Lama's door het oor geschoten en kan het niet laten om mee te zingen. Hardop. *** bemerkt dat veel mensen met de ramen open slapen. *** gooit zich op het matras en laat zich door enkele spinnen grijpen. *** wordt 's ochtends met een dosis moedeloosheid op haar lichaam wakker. *** sleurt zich door de dag. *** zoekt een slijper om haar geest te scherpen voor de quiz. *** voelt zich al zo thuis in deDingen dat ze vanzelf gaat afwassen. *** trommelt teamleden op. *** vormt met Sylvie, Jens en Alix 'De Bende van de Koningstraat' en wint toch niet. *** gelooft nog altijd niet dat ze het Gravensteen niet herkende. *** hoort dat iemand een tinmonic bestelde. *** ontwaart een man aan de toog met de kousen tot aan de knie opgetrokken en waant zich opeens in een andere tijdzone. *** wordt bevangen door heerlijke bloesemende geuren op de terugweg. *** schrijft: "Een onweer afwachten op bed. De aarde snakt na al dat verzengen net als ik: met open mond en met totale overgave." *** vergat klaarblijkelijk dat ze vandaag 28 kilometer hoort te fietsen. *** oppert dan maar de wens: "Wat als het vandaag eens een keertje croissants zou regenen? Het hoeven niet altijd kikkers of vissen te zijn." *** vertrekt dan toch met de auto door de zondvloed. *** verzint met zes anderen een heleboel hoofdpersonages. *** komt niet verder dan een eend en een kikkerprins. *** hakkelt een open podium aan elkaar. *** ziet een gestrande schipper de toog kapen. *** houdt van wat ze hoort. *** speelt taxichauffeur in de nachtelijke mist en wordt claustrofobisch in Komen. *** fietst dan maar in haar dromen. *** is op slag wakker als ze onder de douche bemerkt dat haar dierbare gaswandketel het heeft begeven. *** voelt zich al een half konijn en gaat op zoek naar konijnenoren. *** geraakt niet vlotjes tot aan de Leie. *** neemt een foto van haar zitvlak omdat ze denkt dat ze onder het fietsen haar broek hoorde scheuren. Het bleek de muziek te zijn. *** vindt de oren en ook spetters die bij morgen horen. *** moet een workshop schrappen omdat er te weinig zangers kwamen opdagen en vindt dat zonde. Doodzonde. Wat nu gezongen? *** sleurt met bakken en kratten. *** krijgt een zakje nootjes aangeboden en voelt zich bijgevolg toch een beetje een aap. Of een eekhoorn. *** krijgt een dagboek onder ogen dat ze eigenlijk niet hoort te zien. *** ziet daarin bekende namen opdoemen. *** hoort haar klomp bregen. *** plakt aan de afwasbak als de muzikanten komen opdagen. *** paniekt mee omdat de kok niet komt opdagen. *** gaat mee met het idee van Brecht om dan maar wat te improviseren. *** hoort aan de soundcheck dat het een memorabele avond zal worden. *** staat op het terras achter een kookplaat onder een parasol. *** ziet een klein maar hysterisch vrouwtje het café instappen en hoort haar zes neuzen afbijten. *** ziet haar even later boosaardig vertrekken. *** ontdekt dat dat ene kleine vrouwtje ervoor zorgde dat het hele concert en DJ-set niet zullen doorgaan. *** snijdt de uien zonder huilen terwijl ze dat eigenlijk wel zou mogen doen. *** denkt konijnenkeutels in de brievenbus van het onverdraagzaam serpent. *** wacht op boter. *** vindt rust in het roeren van de kookpot in de regen. *** is weer zen en luistert vanavond dan maar naar verhalen over het beeldhouwen van chocolade. *** vindt die verhalen eigenlijk ook wel leuk. Ook heel veel andere. *** ziet het gezicht van de barman opklaren ondanks het feit dat water in zijn kelder staat. *** fietst met ferme tegenwind naar huis en hoort haar lichaam kraken. *** voelt zich enorm schuldig. *** droomt over de konijnen uit The Holy Grail. Het ene bijtende en het andere gigantische. *** ervaart de koude douche in stijl. *** rijdt zich een weg naar een afscheid. *** is blij met haar optreden met Bart en Davy. *** gaat met een kookpot het café rond. *** giet zich vol met tinmonic in fijn gezelschap. *** moet een acteur ontgoochelen. *** ziet de acteur volk op straat ronselen voor zijn eigen voorstelling en ziet dat dat werkt. *** merkt dat dit toch niet echt werkt. *** ziet aanwezigen afwezig worden. *** ziet een brok enthousiasme niet smelten daardoor. *** hoort een vrouw die eigenlijk nog meisje is spreken alsof zij al in het theatervak zat toen ze nog in de buik van haar moeder zat. *** begint de zoektocht naar eten. *** ondervindt dat in Kortrijk frituren wel heel vroeg sluiten zelfs als er nog volk onder hun luifel zit. *** eet dan maar pita. Het voer dat je vindt als andere zaken met hapklare brokken gesloten zijn. *** wuift uit. Knuffelt. *** rijdt uiteindelijk zonder spetters naar huis omdat ze niet durft op te vallen. *** wordt tegen gehouden door bekenden. *** fietst ontspannen de nacht in. *** thuist.
maandag 8 juli 2013
Maak Tine Fitter
Voor wie denkt dat Tine deze vakantie loom en lui in haar stoel hangt: mispoes!
Alles voor een versteviging van het silhouet en het scherp houden van een pen! Of dichten door het gat op te lichten! Hou Tine in beweging of volg het remspoor van haar fiets! Dat is hier terug te vinden.
Alles voor een versteviging van het silhouet en het scherp houden van een pen! Of dichten door het gat op te lichten! Hou Tine in beweging of volg het remspoor van haar fiets! Dat is hier terug te vinden.
deVakantie: programma van deVakantieganger in mij
In de week van 22 t.e.m. 28 juli ben ik een weekje curator van het fijne café deDingen in de Budastraat in Kortrijk. In die week krijg ik carteBlanche daar...
Mijn intentie is om de sfeer van de Gentse Feesten naar Kortrijk te halen met een zeer gevarieerd programma en een aangepaste kaart (met o.a. het TineMonic-drankje bij uitstek: GinTonic).
Bedoeling is dat deThuisblijver dichter bij huis ook getrakteerd wordt op een overdaad aan leuke activiteiten! Vier je congé met mij in Kortrijk!
Het programma vind je hier en wordt nog dagelijks aangepast.
Tot dan!
Mijn intentie is om de sfeer van de Gentse Feesten naar Kortrijk te halen met een zeer gevarieerd programma en een aangepaste kaart (met o.a. het TineMonic-drankje bij uitstek: GinTonic).
Bedoeling is dat deThuisblijver dichter bij huis ook getrakteerd wordt op een overdaad aan leuke activiteiten! Vier je congé met mij in Kortrijk!
Het programma vind je hier en wordt nog dagelijks aangepast.
Tot dan!
maandag 3 juni 2013
Ooit (24)
Ooit waren woorden voor mezelf en verder van geen tel. Op een dag begon ik ze zomaar te verspreiden. Her en der. Sommige mensen vonden ze te zoetig. Te licht - o, ironie - werd ik ook vaak bevonden. Anderen vonden erin een afdak om zich even onder te verschuilen. Er waren mensen die ze verstikkend vonden. Esoterisch zelfs. Arrogant. Te pessimistisch. Maar wat kon mij dat deren? Ik bleef ze koppig over mijn wegen strooien. Inmiddels al meer dan drie vierde van mijn leven.
Groot was mijn verbazing toen ik onlangs merkte dat mijn woorden te mooi werden bevonden. Zo mooi dat men van mij een beeld kreeg dat ik niet was. "Mooi toch," zou men kunnen denken. Maar niet heus.
Men bedacht mij meestal slank en blond met blauwe ogen. Men gaf me in gedachten lange benen die ik niet had. Ook vond men mij bij voorbaat intelligent en wellicht ook de ideale huisvrouw. Kortom: mijn woorden bouwden mij om in een vrouw die ik niet was. Een kunst! Een ware kunst! Wie droomt er nu niet van om iemand anders te zijn?
Het is wellicht een gave. Alhoewel echt dartel draaf ik momenteel niet in de wei. Mocht het om woorden voor publicatie gaan, was ik een talent. Misschien een groot mysterie. Ik had alle reden om op wolkjes te lopen en tussen sterren te balanceren. Maar hier komt het addertje: het ging om persoonlijke woorden als in een brief. Taal die wellicht niet verder dan vier ogen reikt. Dan zou je eigenlijk wel eens kunnen huilen als iemand na een eerste ontmoeting tegen je zegt: 'Je schrijft te mooi voor wie je werkelijk bent.' En het daar verder bij laat.
Net nu alles bloeien gaat, zou ik verbloemen moeten laten?
Was taal vroeger een wapen, nu lijkt het opeens camouflage.
Muze, geef mij woorden die voortaan kortzichtigheid doen bloeden als een aardbei in de keel. Wie niet verder dan z'n neus lang is kijkt, kijkt beter scheel.
Groot was mijn verbazing toen ik onlangs merkte dat mijn woorden te mooi werden bevonden. Zo mooi dat men van mij een beeld kreeg dat ik niet was. "Mooi toch," zou men kunnen denken. Maar niet heus.
Men bedacht mij meestal slank en blond met blauwe ogen. Men gaf me in gedachten lange benen die ik niet had. Ook vond men mij bij voorbaat intelligent en wellicht ook de ideale huisvrouw. Kortom: mijn woorden bouwden mij om in een vrouw die ik niet was. Een kunst! Een ware kunst! Wie droomt er nu niet van om iemand anders te zijn?
Het is wellicht een gave. Alhoewel echt dartel draaf ik momenteel niet in de wei. Mocht het om woorden voor publicatie gaan, was ik een talent. Misschien een groot mysterie. Ik had alle reden om op wolkjes te lopen en tussen sterren te balanceren. Maar hier komt het addertje: het ging om persoonlijke woorden als in een brief. Taal die wellicht niet verder dan vier ogen reikt. Dan zou je eigenlijk wel eens kunnen huilen als iemand na een eerste ontmoeting tegen je zegt: 'Je schrijft te mooi voor wie je werkelijk bent.' En het daar verder bij laat.
Net nu alles bloeien gaat, zou ik verbloemen moeten laten?
Was taal vroeger een wapen, nu lijkt het opeens camouflage.
Muze, geef mij woorden die voortaan kortzichtigheid doen bloeden als een aardbei in de keel. Wie niet verder dan z'n neus lang is kijkt, kijkt beter scheel.
vrijdag 10 mei 2013
stelt paal en perk (10):
Ik ben er zo eentje. Eentje dat liever naar een museum gaat in plaats van uren in het zand te glimmen. Ik verkies theater boven voetbal. In soldentijd geef ik mijn geld aan boeken uit. Ik verkies een concert in een kerk boven een sauna met vrienden. Waarom zou ik me daarvoor moeten schamen?
In sommige ogen ben ik wellicht elitair snobistisch: omdat cultuur voor mij een motor is. In een eerder stukje over mijn liefde voor de poëzie schreef ik dat kunst voor mij ramen en deuren opent. Dat het mij een uitzicht geeft. Kunst maakt mij licht of biedt mij de mogelijkheid tot langer donker. Neem het mij af en dat is voor mij een ware beproeving. Om niet te zeggen: mijn doodstraf.
Groot was mijn verbazing toen mijn moeder het laatst had over 'cultuur en volksvermaak'. Dat het de taak van cultuur is om het volk te vermaken. Bizar om dit uit de mond te horen van iemand die twee kinderen heeft met het etiket 'kunstenaar' op hun voorhoofd. Meer nog: ik vond het ronduit choquerend! Pas op, ik neem het haar niet kwalijk. Ze leeft alleen en de angst voor wat er met de wereld moet, groeit. Ze is bijgevolg vatbaar voor wat ze hoort. Voor haar was het logisch dat een theatergezelschap dat slechts een klein publiek aantrekt, subsidies moet inleveren aan wie de zalen vult! Met haar opgedrongen blik is kunst voor meer publiek veel groter. In elk geval trapte ze me persoonlijk met deze woorden behoorlijk op mijn tenen. Ik treed nooit op voor grote volle zalen. Wat ik schrijf, bereikt een klein publiek. En als leerkracht in het deeltijd kunstonderwijs is het nét mijn taak om de leerlingen met de kunstenaar in zichzelf te confronteren. Hoe klein die soms ook is, in mijn ogen is die altijd de moeite waard.
Het is een feit: van kunst kunnen mensen groeien. Elk jaar zie wel ik met eigen ogen hoe iemand verandert door een tekst, een lied, een schilderij,... Meestal gebeurt dat met een boek, muziek, beeld,... dat niet voor massaconsumptie is gemaakt. Met een gedicht. Met een regel die uit de band springt.
Voor mezelf herinner ik me 'Don Quijote' van Herwig Deweerdt. Dat ik als enige van de klas mijn vinger in de lucht stak bij de vraag van de juf: "Wie vond het mooi?" Of toen ik 'La Double Vie de Véronique' in de Franse les bekeek, stoorde ik me niet eens aan het vele zuchten van de medeleerlingen. Ik zat toch helemaal in de film. Flarden zinnen zoals 'Uit het hout van de morgen, uit morgenrozenhout sneed ik een beeld heel licht en smaller dan een lijsterstem een beeld van morgenrozenhout.' schoten als 'sidderende landouwen' in mijn hoofd toen ik ze hoorde van oudere en bezielde leerlingen. Bezeten was ik door het blauw van Dali. En ik kon beven als een riet bij sopranenhoge tonen.
Al die dingen kosten geld. Schrijvers worden niet per uur betaald. Toneelmakers maken geen winst op voorstellingen. Een idee dat broeit is nog altijd niet te schatten. Daarom is het goed dat er subsidies zijn. Maar met een crisis is alles best lastig om te verdelen. Ook daarom is het goed dat er commissies zijn die over deze subsidies waken. Dat er gedegen ministers zijn die van cultuur iets meer dan entertainment maken. Onze maatschappij is tegenwoordig al zo gecommercialiseerd, dat wie nog puur en echt is, vertrappeld wordt door huppelende volwassen meisjes en ramptoerisme op tv.
Cultuur mag voor mij dan wel een basisbehoefte zijn, realiteit toont dat het voor velen slechts ontspanning is. Terwijl het (vaak onbewust) mensen vormt. Ik ben een product geworden van mijn opvoeding en erfelijke elementen. Maar al die kunstzinnige ervaringen maakten mij nog mijer. Wie een boek leest, wordt verbaal en mentaal veel rijker. Als ik naar sociaal-artistiek theater ga, krijg ik meer respect voor wie in mijn straat woont. Tentoonstellingen geven mij nieuwe achtergrondafbeeldingen in mijn dromen. Muziek maakt of kraakt mijn dag. Of ik nu naar amateurtoneel ga kijken, naar een musical, een muziekfestival, een expo in mijn buurt of in Parijs,... De vraag zou niet mogen zijn: "Hoeveel volk was er?" maar "Maakt het mij als mens wat rijker?" Met dit in hoofd, kan men best een subsidiepot spijzen.
Toen ik vandaag over cultuur nadacht, passeerde een lijkwagen in de straat. Hij bleef steken tussen twee verkeerd geparkeerde auto's. Even vreesde ik voor het lot van mijn gedachte. Na wat klein discreet tumult, lukte het de wagen toch om zijn rit verder te zetten. Hij reed de zon in. Verdween. Maar altijd, altijd keert hij weer.
In sommige ogen ben ik wellicht elitair snobistisch: omdat cultuur voor mij een motor is. In een eerder stukje over mijn liefde voor de poëzie schreef ik dat kunst voor mij ramen en deuren opent. Dat het mij een uitzicht geeft. Kunst maakt mij licht of biedt mij de mogelijkheid tot langer donker. Neem het mij af en dat is voor mij een ware beproeving. Om niet te zeggen: mijn doodstraf.
Groot was mijn verbazing toen mijn moeder het laatst had over 'cultuur en volksvermaak'. Dat het de taak van cultuur is om het volk te vermaken. Bizar om dit uit de mond te horen van iemand die twee kinderen heeft met het etiket 'kunstenaar' op hun voorhoofd. Meer nog: ik vond het ronduit choquerend! Pas op, ik neem het haar niet kwalijk. Ze leeft alleen en de angst voor wat er met de wereld moet, groeit. Ze is bijgevolg vatbaar voor wat ze hoort. Voor haar was het logisch dat een theatergezelschap dat slechts een klein publiek aantrekt, subsidies moet inleveren aan wie de zalen vult! Met haar opgedrongen blik is kunst voor meer publiek veel groter. In elk geval trapte ze me persoonlijk met deze woorden behoorlijk op mijn tenen. Ik treed nooit op voor grote volle zalen. Wat ik schrijf, bereikt een klein publiek. En als leerkracht in het deeltijd kunstonderwijs is het nét mijn taak om de leerlingen met de kunstenaar in zichzelf te confronteren. Hoe klein die soms ook is, in mijn ogen is die altijd de moeite waard.
Het is een feit: van kunst kunnen mensen groeien. Elk jaar zie wel ik met eigen ogen hoe iemand verandert door een tekst, een lied, een schilderij,... Meestal gebeurt dat met een boek, muziek, beeld,... dat niet voor massaconsumptie is gemaakt. Met een gedicht. Met een regel die uit de band springt.
Voor mezelf herinner ik me 'Don Quijote' van Herwig Deweerdt. Dat ik als enige van de klas mijn vinger in de lucht stak bij de vraag van de juf: "Wie vond het mooi?" Of toen ik 'La Double Vie de Véronique' in de Franse les bekeek, stoorde ik me niet eens aan het vele zuchten van de medeleerlingen. Ik zat toch helemaal in de film. Flarden zinnen zoals 'Uit het hout van de morgen, uit morgenrozenhout sneed ik een beeld heel licht en smaller dan een lijsterstem een beeld van morgenrozenhout.' schoten als 'sidderende landouwen' in mijn hoofd toen ik ze hoorde van oudere en bezielde leerlingen. Bezeten was ik door het blauw van Dali. En ik kon beven als een riet bij sopranenhoge tonen.
Al die dingen kosten geld. Schrijvers worden niet per uur betaald. Toneelmakers maken geen winst op voorstellingen. Een idee dat broeit is nog altijd niet te schatten. Daarom is het goed dat er subsidies zijn. Maar met een crisis is alles best lastig om te verdelen. Ook daarom is het goed dat er commissies zijn die over deze subsidies waken. Dat er gedegen ministers zijn die van cultuur iets meer dan entertainment maken. Onze maatschappij is tegenwoordig al zo gecommercialiseerd, dat wie nog puur en echt is, vertrappeld wordt door huppelende volwassen meisjes en ramptoerisme op tv.
Cultuur mag voor mij dan wel een basisbehoefte zijn, realiteit toont dat het voor velen slechts ontspanning is. Terwijl het (vaak onbewust) mensen vormt. Ik ben een product geworden van mijn opvoeding en erfelijke elementen. Maar al die kunstzinnige ervaringen maakten mij nog mijer. Wie een boek leest, wordt verbaal en mentaal veel rijker. Als ik naar sociaal-artistiek theater ga, krijg ik meer respect voor wie in mijn straat woont. Tentoonstellingen geven mij nieuwe achtergrondafbeeldingen in mijn dromen. Muziek maakt of kraakt mijn dag. Of ik nu naar amateurtoneel ga kijken, naar een musical, een muziekfestival, een expo in mijn buurt of in Parijs,... De vraag zou niet mogen zijn: "Hoeveel volk was er?" maar "Maakt het mij als mens wat rijker?" Met dit in hoofd, kan men best een subsidiepot spijzen.
Toen ik vandaag over cultuur nadacht, passeerde een lijkwagen in de straat. Hij bleef steken tussen twee verkeerd geparkeerde auto's. Even vreesde ik voor het lot van mijn gedachte. Na wat klein discreet tumult, lukte het de wagen toch om zijn rit verder te zetten. Hij reed de zon in. Verdween. Maar altijd, altijd keert hij weer.
donderdag 9 mei 2013
Ooit (23)
Ooit was ik vanzelfsprekend.
Schaamteloos ging ik met andere kinderen spelen en was ik toch opeens alleen: ergens was iemand nog allener. Daar begon ik dan een nieuw spel mee. In het slechtste geval deelde ik mezelf in twee of meer. In mijn eentje was ik de juf én de hele klas. Ik was verkoper en de klant. Dat ging vanzelf. Op die manier kon ik mij altijd amuseren.
Hoe het gebeurde, ik weet het niet, ik denk dat het de bril was of de beugel. Of de combinatie van de twee. Wellicht ook het huilen om de rekstok. Ineens werd ik opvallend niet gekozen. In de turnles stond ik lang tegen de muur. Het was gedurende die wekelijkse minuten, die als uren voelden, dat ik bedacht niet zo vanzelfsprekend meer te zijn. Met die stenen in mijn rug, voelde mijn zijn in elk geval een heel pak koeler. Wie mij had moeten kiezen, verloor. Spelen werd een soort van vechten.
Ook al speelde dat soort vechten zich alleen in de turnles af (voor heel wat andere dingen werd ik wel enthousiast gekozen), in mijn hoofd was het toen voorgoed voorbij met onbezonnenheid. Alvorens ik spontaan bij een groep ging staan, bedacht ik dat ze me niet hadden gekozen. Had ik wel het recht om zonder uitnodiging naar daar te gaan? Was mijn aanwezigheid wel gewenst?
Ik weet wel, die turnleerkrachten bouwden aan conditie en sportiviteit, maar ze snoeiden door hun jarenlange selectiemethode behoorlijk in onstuimigheid.
Inmiddels woon ik al meer dan 14 maanden op een nieuwe plek Een nieuwe stad. Hier geen turnverleden. Ik draag het nog steeds: dat gefnuikt gymverleden. Ik leerde al heel wat mensen kennen en voel me hier best goed. Maar zie ik ze met anderen, durf ik niet zo goed bij hen te staan. Dan voel ik me opdringerig en ongewenst. En begin bij voorbaat al te zweten. Dat duurt meestal een glas of twee. Dan kan ik er wel tegen. Gevat zou ik dan elke bal wel kunnen vangen. Op de balk van spreken geen trillende benen meer. Alleen de bok blijft knap lastig. Daar kan ik na al die jaren nog steeds niet lichtzinnig mee spelen.
Schaamteloos ging ik met andere kinderen spelen en was ik toch opeens alleen: ergens was iemand nog allener. Daar begon ik dan een nieuw spel mee. In het slechtste geval deelde ik mezelf in twee of meer. In mijn eentje was ik de juf én de hele klas. Ik was verkoper en de klant. Dat ging vanzelf. Op die manier kon ik mij altijd amuseren.
Hoe het gebeurde, ik weet het niet, ik denk dat het de bril was of de beugel. Of de combinatie van de twee. Wellicht ook het huilen om de rekstok. Ineens werd ik opvallend niet gekozen. In de turnles stond ik lang tegen de muur. Het was gedurende die wekelijkse minuten, die als uren voelden, dat ik bedacht niet zo vanzelfsprekend meer te zijn. Met die stenen in mijn rug, voelde mijn zijn in elk geval een heel pak koeler. Wie mij had moeten kiezen, verloor. Spelen werd een soort van vechten.
Ook al speelde dat soort vechten zich alleen in de turnles af (voor heel wat andere dingen werd ik wel enthousiast gekozen), in mijn hoofd was het toen voorgoed voorbij met onbezonnenheid. Alvorens ik spontaan bij een groep ging staan, bedacht ik dat ze me niet hadden gekozen. Had ik wel het recht om zonder uitnodiging naar daar te gaan? Was mijn aanwezigheid wel gewenst?
Ik weet wel, die turnleerkrachten bouwden aan conditie en sportiviteit, maar ze snoeiden door hun jarenlange selectiemethode behoorlijk in onstuimigheid.
Inmiddels woon ik al meer dan 14 maanden op een nieuwe plek Een nieuwe stad. Hier geen turnverleden. Ik draag het nog steeds: dat gefnuikt gymverleden. Ik leerde al heel wat mensen kennen en voel me hier best goed. Maar zie ik ze met anderen, durf ik niet zo goed bij hen te staan. Dan voel ik me opdringerig en ongewenst. En begin bij voorbaat al te zweten. Dat duurt meestal een glas of twee. Dan kan ik er wel tegen. Gevat zou ik dan elke bal wel kunnen vangen. Op de balk van spreken geen trillende benen meer. Alleen de bok blijft knap lastig. Daar kan ik na al die jaren nog steeds niet lichtzinnig mee spelen.
vrijdag 26 april 2013
Date Ex Machina: Etienne Wolfs
Date Ex Machina: Reine De Pelseneer
Hoe literair te daten met bijvoorbeeld Reine De Pelseneer?
1
De uitnodiging. - Men stift de lippen, verlengt de blik en scherpt de vingertoppen tot ze vlijmrood bloeden. Daarna moet de veder worden geslepen. Men trekt stoute schoenen aan die als pantoffels voelen. De scherpe pen wordt gedoopt in een taal die uit de tijd maar in de mode is. Gegroet Dame. Nederig. Men verwittigt dat ze niets onzedigs hoeft te vrezen maar dat haar naam nu eenmaal als een konijnenvelletje voelt. Dat men daar van houdt. Oh, die vocalen! Ah, die consonanten! Zo heerlijk zacht bijeen! Verder is men eerlijk en vraagt: “Wilt u met mij daten?' Meer hoeft U niet te weten.
2
Het maken van een rendez-vous. - Lang hoeft men niet op het randje van de stoel te zitten, want een antwoord schuift in virtuele tijden snel onder een netvlies door. De dame met de naam als pluchen zetels biecht wat gniffels en wat vragen op. Daarbij proponeert ze wat vrije dagen door de kabel. Men neemt wat vernuftig staaldraad en bakent daarmee een datum af. Eloquent hengelen werkt wonderwel!
3
De rit op de trein naar de bestemming. - Men legt de laatste hand aan een boekje dat niet eens een echt boek is. Vandaag is het lievelingsboek een net vol woorden. Op de rails werkt men aan de puntjes op de i en de stokjes aan de t. Men strijkt de bladzijden de handpalm in en likt de lettergrepen op de tong. Eenmaal in het eindstation ademt alles taal.
4,
Het betreden en inspecteren van het etablissement. - Het is ideaal als de vrager van een rendez-vous als eerste de plek van afspraak ruim op tijd betreedt en inspecteert. Aan het plafond hangen enkele trompetten te bengelen. Uit veiligheidsoverwegingen gaat men daar alvast niet zitten. Men kiest voor een tafel naast de toonbank en het weidse assortiment aan thee. Men proeft bijvoorbeeld een soepje voor en bestudeert de andere gasten in de zaak. Dat ze komt, dat ze komt, hoezee!
5,
Oog in oog met de geïnviteerde. - Bij ieder geluid van de deur draait men het hoofd over de schouder heen. Toch mist men net die ene entree, want opeens doemt ze voor je op: zij, die als een pluisje klinkt. Niet alleen haar naam, maar ook haar stem. Dat blijkt. Was ze Frans was ze altijd queen. Nu is ze dat meestal op wit papier. Maar kijk: ze straalt het blauw van oceanen uit! Ze savoureert de thee met pink. Men is gerust. De spits is er van afgebeten. Geen fluweel dat knelt. Al gauw krijgt gespreksstof vaart. Alsof men hier altijd samen heeft gezeten.
6,
Het verstrijken van de tijd. - Als niemand een klok voor ogen denkt, komt het wel eens voor dat beiden opgeschrikt worden door geschuifel van stoelen en tafels. Het kuchen van de vrouw achter de toonbank. Maar men mag gerust zijn: men mag blijven. Eén van ons morst gemberlimonade. Eén van ons krijgt rode lippen van de wijn. Bij het op elkaar leggen van de woorden uit het leven, schieten enten uit de letters als gensters naar omhoog. Tot men opeens schrikt van de hoeveelheid minuten in één rendez-vous.
Men laat de stoel de stoel. De tafel tafel. Samen stapt men uit de deur. Voorbij het orgelpunt.
7,
Het salueren. - Omdat het moet neemt men van ons een plaatje. Daarna stapt men naar een station dat ons in tweeën snijdt. Zij, zachte, zwaait. Men salueert. En eenmaal uit mekaar gaat men in meute op met konijnenvel in kop. De hand van zwaai aait een boek van een filosoof met knevel die vrolijkheid belooft. Men krult de mond en voelt het bruisen in het hoofd.
De vrolijke wetenschap dat literair daten loont.
Op initiatief van het literaire tijdschrift Deus Ex Machina ontmoette Tine Moniek een FB-vriend die ze nog niet eerder ontmoette. Een literair verslag moest als bewijs fungeren van deze Date Ex Machina.
donderdag 14 maart 2013
stelt paal en perk (9):
Eerlijk is eerlijk: ik heb er een hele tijd over nagedacht of ik dit stukje wel moest schrijven: dit is misschien wel het 'blootste' stukje Tine Moniek ooit. Daarenboven loop ik de kans om na het verspreiden hiervan beplakt te worden met allerlei etiketjes. Vrouwen met partner zullen me opeens 'gevaarlijk' vinden. Meisjes in de fleur van hun leven zullen me 'meelijwekkend' vinden. Eenzame mannen zullen opeens 'prooi' in me zien. Anderen zullen me dan weer 'wanhopig' vinden. Dan is dat maar zo.
Omdat deze vreemde lange donkere periode de weemoedigste Tine in me naar bovenhaalt, had ik afgelopen maanden veel gesprekken over het feit dat het zo moeilijk is om op mijn leeftijd nog op die ene partner te botsen die onvoorwaardelijk bij me hoort. De beste mannen zijn gewoon verdeeld. Wat overschiet is vaak gewoon op zoek naar een verzetje of een moeder. Zo lijkt het toch. Een paar vrienden gaven me de raad om me in te schrijven op een datingsite. Wantrouwig was ik toch hiervoor. Meer dan tien jaar geleden had ik me ooit ook eens op zo'n chatbox gegooid en echte leuke kennissen heb ik daar niet aan over gehouden. Alleen af en toe een grappig verhaal.
Vorige week vrijdag had ik wat moed in de vorm van wijn in mijn lijf gegoten en meldde me aan op Rendez-vous. Echt hoge verwachtingen had ik er niet van. Ik wist dat dit niet gratis was. Omdat ik toch schrok van de prijs, koos ik voor een proefabonnement van een week. Dat kostte me €4. Dat had ik er wel voor over. De naam Tine leek veelvoorkomend te zijn. Omdat ik geen naam met een cijfer wou of een naam als 'mollig beertje', puzzelde ik mezelf tot de naam Enita om. Blij was ik met deze vondst. Enita was op zoek naar 'liefde'. Ik kreeg al onmiddellijk de melding dat ene Dirk me een knipoogje stuurde. En ook kreeg ik enkele pop-ups van mannen die met me wilden chatten. Ik dacht: 'Dat zit wel snor.', logde uit en ging met hoop in mijn dromen slapen.
's Ochtends opende ik mijn mailbox en ik hoopte natuurlijk op een tsunami aan reacties. Dat viel behoorlijk tegen. Nu ja, ik had mijn profiel ook heel eerlijk ingevuld. Mijn foto lag nog altijd ter goedkeuring op het Rendez-vousbureautje. Ik merkte meteen dat weinig berichten origineel waren. De meesten waren standaard en werden wellicht naar alle nieuwe vrouwen gestuurd. Maar af en toe zat er iets bij waarvan ik dacht: 'Deze kerel doet tenminste nog moeite en moeite daar doe ik het voor.' Met evenveel moeite schreef ik een antwoord weer. Verder kreeg ik smileys met de boodschap 'Ik heb zin in jou' en 'Gaan we iets drinken'. Eenmaal mijn foto werd geplaatst, kreeg ik ook een paar likes. Het was me wel meteen duidelijk dat ik ook daar geen hoogvlieger zou worden.
Het 'voordeel' aan een datingsite is dat je weet dat iemand op zoek is. Er moeten geen doekjes omheen. Als iemand me op café een knipoogje geeft, heb ik het niet eens gezien. En praten met een wildvreemde doe ik meestal niet. Nu ga je virtueel naast elkaar zitten en wat praat dat makkelijk zo op je eigen stoel of in je eigen bed! Zo makkelijk dat het gesprek bij de meeste mannen toch op seks uitdraait, ook al zeggen ze altijd: "Er zijn hier veel van die mannen, maar zo ben ik niet!" Maar op café heeft nog nooit iemand aan me gevraagd of ik geschoren ben.
Met uitzondering van enkele zeldzame exemplaren, waarmee ik iets dieper kon graven dan 'kon ik je nu maar knuffelen' en 'wat heb je aan?' kan ik toch concluderen dat een datingsite voor mij niet ideaal is. Liever zit ik in m'n eentje op een barkruk dan dat ik weer de vraag krijg of ik misschien zin heb. En vijf minuten later weer. Of ik hem misschien wil zien. Of samen porno wil kijken.
Ik ga mijn proefabonnement niet verlengen. Ook al zeggen sommige vriendinnen dat ik het te snel opgeef. Dat ik best nog wat meer tijd en geld investeer in het vinden van die ene. Dat ik me best een weg door dat woud van oneerbare voorstellen mag wurmen. Nee! Mijn jachtplunje lever ik terug in (met garantiebon). Manhunt is niets voor mij. Dan word ik liever oud alleen maar met heel veel lieve vrienden en af en toe wat verzetpret. Ik kleef dan maar zelf het etiketje 'single' op mijn voorhoofd. En schuif er meestal 'happy' voor.
Maar ik sluit toch af met de woorden die ook op mijn profiel stonden. Omdat ik er samen met Enita in geloof. "Soms is het leuker om hand in hand door de bossen te stappen en naar lucht te happen. Soms is het fijner om met een adem in je nek naar de sterren te kijken. De zon in een nachtelijke zee, is mooier met twee." Toch?
Omdat deze vreemde lange donkere periode de weemoedigste Tine in me naar bovenhaalt, had ik afgelopen maanden veel gesprekken over het feit dat het zo moeilijk is om op mijn leeftijd nog op die ene partner te botsen die onvoorwaardelijk bij me hoort. De beste mannen zijn gewoon verdeeld. Wat overschiet is vaak gewoon op zoek naar een verzetje of een moeder. Zo lijkt het toch. Een paar vrienden gaven me de raad om me in te schrijven op een datingsite. Wantrouwig was ik toch hiervoor. Meer dan tien jaar geleden had ik me ooit ook eens op zo'n chatbox gegooid en echte leuke kennissen heb ik daar niet aan over gehouden. Alleen af en toe een grappig verhaal.
Vorige week vrijdag had ik wat moed in de vorm van wijn in mijn lijf gegoten en meldde me aan op Rendez-vous. Echt hoge verwachtingen had ik er niet van. Ik wist dat dit niet gratis was. Omdat ik toch schrok van de prijs, koos ik voor een proefabonnement van een week. Dat kostte me €4. Dat had ik er wel voor over. De naam Tine leek veelvoorkomend te zijn. Omdat ik geen naam met een cijfer wou of een naam als 'mollig beertje', puzzelde ik mezelf tot de naam Enita om. Blij was ik met deze vondst. Enita was op zoek naar 'liefde'. Ik kreeg al onmiddellijk de melding dat ene Dirk me een knipoogje stuurde. En ook kreeg ik enkele pop-ups van mannen die met me wilden chatten. Ik dacht: 'Dat zit wel snor.', logde uit en ging met hoop in mijn dromen slapen.
's Ochtends opende ik mijn mailbox en ik hoopte natuurlijk op een tsunami aan reacties. Dat viel behoorlijk tegen. Nu ja, ik had mijn profiel ook heel eerlijk ingevuld. Mijn foto lag nog altijd ter goedkeuring op het Rendez-vousbureautje. Ik merkte meteen dat weinig berichten origineel waren. De meesten waren standaard en werden wellicht naar alle nieuwe vrouwen gestuurd. Maar af en toe zat er iets bij waarvan ik dacht: 'Deze kerel doet tenminste nog moeite en moeite daar doe ik het voor.' Met evenveel moeite schreef ik een antwoord weer. Verder kreeg ik smileys met de boodschap 'Ik heb zin in jou' en 'Gaan we iets drinken'. Eenmaal mijn foto werd geplaatst, kreeg ik ook een paar likes. Het was me wel meteen duidelijk dat ik ook daar geen hoogvlieger zou worden.
Het 'voordeel' aan een datingsite is dat je weet dat iemand op zoek is. Er moeten geen doekjes omheen. Als iemand me op café een knipoogje geeft, heb ik het niet eens gezien. En praten met een wildvreemde doe ik meestal niet. Nu ga je virtueel naast elkaar zitten en wat praat dat makkelijk zo op je eigen stoel of in je eigen bed! Zo makkelijk dat het gesprek bij de meeste mannen toch op seks uitdraait, ook al zeggen ze altijd: "Er zijn hier veel van die mannen, maar zo ben ik niet!" Maar op café heeft nog nooit iemand aan me gevraagd of ik geschoren ben.
Met uitzondering van enkele zeldzame exemplaren, waarmee ik iets dieper kon graven dan 'kon ik je nu maar knuffelen' en 'wat heb je aan?' kan ik toch concluderen dat een datingsite voor mij niet ideaal is. Liever zit ik in m'n eentje op een barkruk dan dat ik weer de vraag krijg of ik misschien zin heb. En vijf minuten later weer. Of ik hem misschien wil zien. Of samen porno wil kijken.
Ik ga mijn proefabonnement niet verlengen. Ook al zeggen sommige vriendinnen dat ik het te snel opgeef. Dat ik best nog wat meer tijd en geld investeer in het vinden van die ene. Dat ik me best een weg door dat woud van oneerbare voorstellen mag wurmen. Nee! Mijn jachtplunje lever ik terug in (met garantiebon). Manhunt is niets voor mij. Dan word ik liever oud alleen maar met heel veel lieve vrienden en af en toe wat verzetpret. Ik kleef dan maar zelf het etiketje 'single' op mijn voorhoofd. En schuif er meestal 'happy' voor.
Maar ik sluit toch af met de woorden die ook op mijn profiel stonden. Omdat ik er samen met Enita in geloof. "Soms is het leuker om hand in hand door de bossen te stappen en naar lucht te happen. Soms is het fijner om met een adem in je nek naar de sterren te kijken. De zon in een nachtelijke zee, is mooier met twee." Toch?
maandag 18 februari 2013
Er is altijd iemand
Op zondag 10 juni 2012 opende ik mijn schrijfkamer in de mansarde van mijn huis in Menen. Ik deed dat met de hulp van mijn billen. Iedereen die toen met mij de steile trappen besteeg, beloofde ik een gedicht.
Het heeft even geduurd, maar uiteindelijk is het toch gelukt.
Alle gedichten staan hier verzameld.
donderdag 31 januari 2013
Ooit (22)
Ooit was poëzie voor mij een versje. Mijn lippen brachten het voorbij de mond. Tot in mijn oren. Mijn knuffelberen: mijn eerste echt publiek. Wat hield ik van klank en wat smaakten al die woorden! Een koning at honing. Een dwaas at pindakaas. Met mijn versjesboek op schoot werd ik bijna zingend groot.
Later werd poëzie voor mij een laken. Wat tot nu duidelijk omschreven werd, vertoonde opeens ook gaten. Om die op te vullen, moest ik me onder het gedicht begraven. Dat was wennen in het begin. Soms voelden de woorden zwaar en schudde ik ze te vroeg van me af. Soms dacht ik ze lichter dan ze bedoeld waren.
Maar ze raakten me meer dan cijfers. Ze plakten op mijn vel. Vandaar dat ik op een dag besloot om voortaan getallen uit m'n hoofd te weren zodat ik meer ruimte voor letters over had. Met alle gevolgen van dien. Noem het gerust een totale overgave. Of zeemzoeteriger nog: bezieling. Verknocht was ik aan die taal die meer zegt, dan wat er staat. Dat ik poëzie ooit ontdekte en tot me nam als vederlichte boterhammen. Dat ik daardoor anderen ook van poëzie liet bijten, heeft me nog nooit gespeten.
Nu is het voor mij een verrijking in dit leven. Het houdt mijn geest soepel en het grijpt me bij de keel. Het is voor mij een plek om me in te verbergen. Meer nog: als ik sterf, wat zeker is, sterf ik liever in een gedicht, dan in een periodiek systeem.
Dat smaken verschillen. Dat de één van allitererende volzinnen houdt. De ander een sonnet verkiest. Een ander weer een gevatte haiku omarmt. Weer een ander smelt voor vorm, concept. Dat is het punt niet. Dat niet iedereen gedichten leest als ik, daar lig ik ook niet wakker van. Anderen doen wellicht wat meer aan sport en aan hun lijf. Of ze verdiepen zich in bits en hits. Feit is: iedereen doet wel iets, waar hij of zij in wil verdwijnen. Dat hoop ik. Iedereen gaat toch ergens naartoe? En nee, poëzie kan deze wereld niet meer redden. Wel opent het net als alle kunst een deur en ramen. Daarmee schenkt het ons een uitzicht. Het laat ons licht of biedt ons net die mogelijkheid om even in het donker te blijven.
Dichters zijn geen goden. Het zijn geen almachtigen. Maar ze mogen wel eens op een voetstuk staan. Wat nog veel fijner is: na Gedichtendag zijn er gewoon nog! Met minder tromgeroffel dat wel. En sommigen zullen wellicht weer minder wijzen naar zichzelf. Wat een geluk! Zonder dichter, die nederig tot in zijn pen gebogen, aan de voeten van de verbeelding en de taal ligt, is de ploeterende en walmende aardkloot - voor mij - namelijk geen gezicht.
Later werd poëzie voor mij een laken. Wat tot nu duidelijk omschreven werd, vertoonde opeens ook gaten. Om die op te vullen, moest ik me onder het gedicht begraven. Dat was wennen in het begin. Soms voelden de woorden zwaar en schudde ik ze te vroeg van me af. Soms dacht ik ze lichter dan ze bedoeld waren.
Maar ze raakten me meer dan cijfers. Ze plakten op mijn vel. Vandaar dat ik op een dag besloot om voortaan getallen uit m'n hoofd te weren zodat ik meer ruimte voor letters over had. Met alle gevolgen van dien. Noem het gerust een totale overgave. Of zeemzoeteriger nog: bezieling. Verknocht was ik aan die taal die meer zegt, dan wat er staat. Dat ik poëzie ooit ontdekte en tot me nam als vederlichte boterhammen. Dat ik daardoor anderen ook van poëzie liet bijten, heeft me nog nooit gespeten.
Nu is het voor mij een verrijking in dit leven. Het houdt mijn geest soepel en het grijpt me bij de keel. Het is voor mij een plek om me in te verbergen. Meer nog: als ik sterf, wat zeker is, sterf ik liever in een gedicht, dan in een periodiek systeem.
Dat smaken verschillen. Dat de één van allitererende volzinnen houdt. De ander een sonnet verkiest. Een ander weer een gevatte haiku omarmt. Weer een ander smelt voor vorm, concept. Dat is het punt niet. Dat niet iedereen gedichten leest als ik, daar lig ik ook niet wakker van. Anderen doen wellicht wat meer aan sport en aan hun lijf. Of ze verdiepen zich in bits en hits. Feit is: iedereen doet wel iets, waar hij of zij in wil verdwijnen. Dat hoop ik. Iedereen gaat toch ergens naartoe? En nee, poëzie kan deze wereld niet meer redden. Wel opent het net als alle kunst een deur en ramen. Daarmee schenkt het ons een uitzicht. Het laat ons licht of biedt ons net die mogelijkheid om even in het donker te blijven.
Dichters zijn geen goden. Het zijn geen almachtigen. Maar ze mogen wel eens op een voetstuk staan. Wat nog veel fijner is: na Gedichtendag zijn er gewoon nog! Met minder tromgeroffel dat wel. En sommigen zullen wellicht weer minder wijzen naar zichzelf. Wat een geluk! Zonder dichter, die nederig tot in zijn pen gebogen, aan de voeten van de verbeelding en de taal ligt, is de ploeterende en walmende aardkloot - voor mij - namelijk geen gezicht.
woensdag 16 januari 2013
PS 9:
BFF,
Wat ben ik blij dat ik je vandaag niet tref. Ook al is de dag nog niet eens voor de helft voorbij, ik weet al met de grootste zekerheid je zeker niet tegen het zachte lijf te lopen. Immers: je bent net als ik op dieet. Maar terwijl ik minder eet en sloten groene thee drink, voel jij je lichter zonder mij en bestaat je afslankkuur dus uit mij mijden.
Ik weet wel dat jij het anders ziet. Je hebt het druk. Te druk om wat voor teken ook te geven. Dat kan best zijn. Voordien heb ik het steeds geloofd. En wellicht zal ik ook nu weer smelten als ik je toch weer zie. En God, wat voel ik me licht als ik in je handpalm lig! Ik heb me voorgenomen: deze keer zoek ik die niet. Die hand die je me reikt, als ik je mail of sms. Want alleen dan, laat jij je horen. Dat dit typisch mannelijk is, kan best zijn. Maar ik ben het zat er voor jou te zijn en jij nooit spontaan een keer voor mij.
Voorbije nacht was volgens welingelichte bronnen de koudste. Dat is niet waar. Veel kouder was het toen ik besefte dat dat hart van peperkoek mij schaadt. Hoe ik ook probeer om zoet te weren, elk sneetje dat ik uitdeel, keert even zoet weer weer. Van al die suiker wordt ik moe, geagiteerd. Soms dompel ik het onder in een bad van bitterheid. Het helpt geen zier. Binnen geen tel parelen de suikersteentjes weer op dat veel te zoete hart van mij.
Het is werkelijk geen gezicht. Het is niet om aan te zien. Vandaag spring ik van been naar been en stop mijn vingers in de mond. Nee, ik laat me niet meer horen voordat jij... Het vraagt me meer volharding dan groene thee in plaats van een goed glas wijn. Dat kan al tellen dus.
God, geef me koppigheid tot zwijgen. Binnenkort zien wij elkaar. Ik zal wel lachen. Naast je komen staan wellicht. Dat ik dit schreef zal jij niet weten. Dat ik zweeg, niet eens opgemerkt. En dat grote kleffe ding in mij, zal weer selectief vergeten.
Was ik maar in een tel zo mager en zo vel over been dat ik ongemerkt in je gedachten af kon dwalen. "Denk aan mij. Denk toch alsjeblieft aan mij. " Meer zal ik echt niet van je vragen.
Liefs!
Abonneren op:
Posts (Atom)
TINE ZIET (447): Euforie
Er zijn weinig dingen die zo kunnen opladen als een wandeling. Zeven jaar geleden had ik dit nog een uitspraak gevonden die bij de dagtrippe...
-
Laten we het eens over de olifant in de kamer hebben. Ja, ik weeg teveel. Dat er in mijn medisch dossier 'obees' staat, dat ik daard...
-
Toen ik twaalf jaar geleden naar deze stad verhuisde, verklaarden mijn familie en vrienden me gek. Ze dachten toen al dat ik naar de margin...
-
Afgelopen week vertoefde ik in mijn eentje in Krakau. Hier een eerlijk reisverslag. waarin natuurlijk niet tot in alle details zal worden g...