donderdag 27 oktober 2011

Ooit (5)

Ooit las ik zoekertjes alsof mijn leven er vanaf hing. Ik dacht: "Wie weet. Het kan. Het mag wel eens gebeuren. Je zal maar nét die ene kans tot leven aan je neus voorbij zien gaan."

Dat iemand een babysitter zocht, dat zou me worst wezen. Dat iemand een tafelblad te leen had, het kon me niets schelen. Maar dat een schrijver in écht handschrift een typiste zocht, dàt was te mooi om niet op te reageren.

Het was in de tijd dat je nog naar een telefooncel moest om contact te maken met de buitenwereld. Dus stapte ik met besliste pas naar een bushokje waar iemand naar een ander land belde dan het mijne. Ik stapte een rondje rond een verkleinde blok en bedacht in mezelf: "Dit is natuurlijk mijn kans! Hier ga ik over van ordinaire trut naar unieke muze. Een maîtresse desnoods. Maar hier ga ik dan!"

Uiteindelijk belde ik met een kleine stem in mij naar wie ik aan de ander kant van lijn had. We zouden elkaar de volgende dag ontmoeten bij hem thuis. Uitzonderlijk vijlde ik mijn nagels, oefende de hele dag met elegante pianiste-vingers en leerde alvast in gedachten de zin: "Verder nog iets, meester?"

Ik fietste in ware secretaressentred naar de deurbel van mijn post-puberale dromen. Een vreemde man deed open. Hij nodigde me uit om in zijn sofa plaats te nemen. Hij kwam niet eens naast mij zitten, maar koos strategisch voor de positie waarbij hij mijn ogen en de rest kon keuren. Me daarvan bewust legde ik mijn handen op mijn knieën en luisterde naar zijn dromen tot een autobiografie. Zijn slordige handschrift zou hem geen enkele prijs opleveren, had z'n uitgever gezegd. Dus zocht hij mij. Ik pochte met mijn dactylo diploma en mijn kennis van de literatuur. Hij met zijn manuscript en zelfs zijn toekomstig filmscenario.

Op het moment dat hij zei dat hij me wou aannemen, sprong zijn smerige bruine teckel op mijn statige schoot. De hond sloeg met z'n staart en begon me te besnuffelen. Maar ik bleef beheerst. Totdat hij z'n tandjes in mijn trui met lievelingsknopen boorde. Verbijsterd omdat hij één van mijn houten knopen had doorgebeten, sloeg ik hem nijdig van me af.

Ik vermoed dat ik daarom geen verdere kans tot tikontplooiing heb gekregen.
Op sommige dagen tik ik uiterst bekwaam in de zoekmachine de schrijver zijn naam.
Maar niemand heeft blijkbaar de test met de gemene keffer doorstaan.




Geen opmerkingen:

TINE ZIET (419): Geduld

Lentezon doet goed. Als ze er is tenminste. Vorige week liet ik zelfs even mijn blote benen uit. Al was dat natuurlijk veel te optimistisch....